Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0133

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C‑133/12 P

    Stichting Woonlinie e.a.

    tegen

    Europese Commissie

    „Hogere voorziening — Staatssteun — Steunregeling ten gunste van woningcorporaties — Verenigbaarheidsbesluit — Toezeggingen van de nationale autoriteiten om het Unierecht na te leven — Artikel 263, vierde alinea, VWEU — Beroep tot nietigverklaring — Voorwaarden voor ontvankelijkheid — Procesbelang — Procesbevoegdheid — Begunstigden die individueel en rechtstreeks zijn geraakt — Begrip ‚gesloten kring’”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 27 februari 2014

    1. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Niet-ontvankelijkheidsgrond van openbare orde – Verplichting van het Gerecht om na te gaan of er sprake is van een regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    2. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Regelgevingshandelingen die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU – Begrip – Besluit van de Commissie waarbij wijzigingen in een bestaande steunregeling betreffende het algemene stelsel van financiering van woningcorporaties verenigbaar met de interne markt worden verklaard – Uitvoering van de toezeggingen door de nationale regeling – Daarvan uitgesloten

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    3. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Besluit van de Commissie waarbij wijzigingen in een bestaande steunregeling betreffende het algemene stelsel van financiering van woningcorporaties verenigbaar met de interne markt worden verklaard – Beroep ingesteld door een onderneming die kon worden geïdentificeerd op het tijdstip van de vaststelling van het besluit en deel uitmaakt van een beperkte kring van marktdeelnemers – Ontvankelijkheid

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    4. Hogere voorziening – Hogere voorziening gegrond bevonden – Afdoening van het geding ten gronde door de rechterlijke in hogere voorziening – Zaak die in staat van wijzen is – Geen – Definitieve toetsing van de ontvankelijkheid van het beroep door de rechterlijke instantie in hogere voorziening

      (Statuut van het Hof van Justitie, art. 61)

    5. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt – Besluit van de Commissie waarbij wijzigingen in een bestaande steunregeling betreffende het algemene stelsel van financiering van woningcorporaties verenigbaar met de interne markt worden verklaard – Procedure van artikel 19, lid 1, van verordening nr. 659/1999 – Maatregelen overgenomen door het nationale recht – Beroep ingesteld door een onderneming die begunstigde van de bestaande steunregeling is – Ontvankelijkheid

      (Art. 108, lid 1, VWEU en 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 19, lid 1)

    6. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Procesbelang – Beroep, door een onderneming die begunstigde van een bestaande steun is, ingesteld tegen het besluit van de Commissie waarbij die steun verenigbaar met de interne markt wordt verklaard mits bepaalde dienstige maatregelen worden getroffen – Voorwaarden – Beroep dat voordeel kan verschaffen aan de partij die het heeft ingesteld – Ontvankelijkheid

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    1.  Aangezien het criterium dat de ontvankelijkheid van een beroep van een natuurlijke of rechtspersoon tegen een besluit dat niet aan hem is gericht, afhankelijk stelt van de in artikel 263, vierde alinea, VWEU gestelde ontvankelijkheidsvoorwaarden, een niet-ontvankelijkheidsgrond van openbare orde vormt die de rechterlijke instanties van de Unie op elk moment, ook ambtshalve, kunnen onderzoeken, kan het Gerecht het beroep van de verzoeksters niet reeds niet-ontvankelijk verklaren na het onderzoek van de voorwaarde dat zij individueel geraakt zijn in de zin van de tweede zinsnede van artikel 263, vierde alinea, VWEU. Het moet de ontvankelijkheid van dat beroep ook toetsen aan de minder strenge voorwaarden van de derde zinsnede van datzelfde artikel 263, vierde alinea, VWEU, in het kader van welke toetsing de vaststelling dat er geen sprake is van individuele geraaktheid, niet relevant is.

      Door geen dergelijke toetsing te verrichten geeft het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Die onjuiste rechtsopvatting doet echter niet ter zake indien blijkt dat het beroep van de verzoeksters niet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 263, vierde alinea, derde zinsnede, VWEU voldoet.

      (cf. punten 32‑35)

    2.  In het kader van een beroep tot nietigverklaring dat door een natuurlijke of een rechtspersoon is ingesteld krachtens artikel 263, vierde alinea, derde zinsnede, VWEU, moet voor de beoordeling of een regelgevingshandeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, worden gekeken vanuit het gezichtspunt van de persoon die aanspraak maakt op het recht van beroep. Voorts moet voor de beoordeling of de bestreden handeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, uitsluitend worden uitgegaan van het voorwerp van het beroep.

      Een beroep voldoet niet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 263, vierde alinea, derde zinsnede, VWEU, wanneer het is gericht tegen een besluit waarbij de Commissie bevestigt dat bestaande steun, na de toezeggingen van de autoriteiten van een lidstaat om de steunregeling die de verzoeksters genoten, te wijzigen, verenigbaar is met de interne markt, en wanneer dat besluit niet bepaalt welke specifieke en concrete gevolgen de toepassing van die toezeggingen heeft voor de activiteiten van de verzoeksters.

      (cf. punten 37‑41)

    3.  Derden kunnen slechts individueel worden geraakt door een besluit dat aan een andere persoon is gericht, indien dat besluit hen treft uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat.

      In dit verband impliceert het feit dat het aantal of zelfs de identiteit van de rechtssubjecten op wie een maatregel van toepassing is, meer of minder nauwkeurig kan worden bepaald, als zodanig niet dat deze subjecten moeten worden geacht door die maatregel individueel te worden geraakt, wanneer deze toepasselijkheid wordt bepaald op grond van een door de betrokken handeling omschreven objectieve feitelijke of rechtssituatie. Wanneer het besluit een groep personen raakt die op het tijdstip waarop deze handeling werd vastgesteld, waren geïdentificeerd of konden worden geïdentificeerd op basis van specifieke kenmerken van de leden van die groep, kunnen deze personen door die handeling echter individueel zijn geraakt voor zover zij deel uitmaken van een beperkte kring van marktdeelnemers. Dit kan met name het geval zijn wanneer het besluit de rechten aantast die de particulier vóór de vaststelling ervan heeft verworven.

      (cf. punten 44‑46, 49)

    4.  Overeenkomstig artikel 61, eerste alinea, tweede volzin, van het Statuut van het Hof van Justitie kan het Hof in geval van vernietiging van de beslissing van het Gerecht de zaak zelf afdoen wanneer deze in staat van wijzen is. Indien het Hof niet in staat is om ten gronde te beslissen op het bij het Gerecht ingestelde beroep, kan het niettemin een definitieve uitspraak doen over de ontvankelijkheid van dat beroep, wanneer het over de gegevens beschikt die daartoe nodig zijn.

      (cf. punten 52, 53)

    5.  In het kader van een beroep van natuurlijke of rechtspersonen krachtens artikel 263, vierde alinea, tweede zinsnede, VWEU, moeten de verzoeksters niet alleen individueel maar ook rechtstreeks worden geraakt door de handeling waarvan zij nietigverklaring vorderen, in die zin dat die handeling rechtstreeks gevolgen moet hebben voor de rechtspositie van die partijen en geen beoordelingsbevoegdheid mag laten aan de autoriteiten die met de uitvoering ervan zijn belast, zodat de uitvoering zuiver automatisch en alleen op grond van het Unierecht gebeurt, zonder dat daarvoor nadere regels hoeven te worden gesteld.

      Volgens de procedure van artikel 19, lid 1, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag verkrijgen de voorstellen van de lidstaat voor dienstige maatregelen bindend karakter door het besluit waarbij de Commissie die voorstellen vastlegt. Aan die vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat de bij dat besluit vastgelegde wijzigingen worden overgenomen door de nationale regeling, aangezien de nationale autoriteiten geen beoordelingsbevoegdheid hebben bij de uitvoering van dat besluit. Bijgevolg heeft dat besluit rechtstreeks gevolgen voor de rechtspositie van de begunstigden van die steun.

      (cf. punten 55, 59‑61)

    6.  Wanneer de in een bestaande steunregeling aangebrachte wijzigingen, die noodzakelijk zijn ter naleving van het Unierecht, de voorwaarden waaronder een begunstigde zijn activiteiten uitoefent, minder gunstig maken dan voorheen het geval was, zouden door de nietigverklaring van het wijzigingsbesluit de voorheen geldende gunstiger voorwaarden in stand blijven. Bijgevolg heeft die begunstigde een legitiem belang bij de nietigverklaring van dat besluit.

      (cf. punten 56, 57)

    Top

    Zaak C‑133/12 P

    Stichting Woonlinie e.a.

    tegen

    Europese Commissie

    „Hogere voorziening — Staatssteun — Steunregeling ten gunste van woningcorporaties — Verenigbaarheidsbesluit — Toezeggingen van de nationale autoriteiten om het Unierecht na te leven — Artikel 263, vierde alinea, VWEU — Beroep tot nietigverklaring — Voorwaarden voor ontvankelijkheid — Procesbelang — Procesbevoegdheid — Begunstigden die individueel en rechtstreeks zijn geraakt — Begrip ‚gesloten kring’”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 27 februari 2014

    1. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke of rechtspersonen — Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken — Niet-ontvankelijkheidsgrond van openbare orde — Verplichting van het Gerecht om na te gaan of er sprake is van een regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    2. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke of rechtspersonen — Regelgevingshandelingen die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU — Begrip — Besluit van de Commissie waarbij wijzigingen in een bestaande steunregeling betreffende het algemene stelsel van financiering van woningcorporaties verenigbaar met de interne markt worden verklaard — Uitvoering van de toezeggingen door de nationale regeling — Daarvan uitgesloten

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    3. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke of rechtspersonen — Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken — Besluit van de Commissie waarbij wijzigingen in een bestaande steunregeling betreffende het algemene stelsel van financiering van woningcorporaties verenigbaar met de interne markt worden verklaard — Beroep ingesteld door een onderneming die kon worden geïdentificeerd op het tijdstip van de vaststelling van het besluit en deel uitmaakt van een beperkte kring van marktdeelnemers — Ontvankelijkheid

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    4. Hogere voorziening — Hogere voorziening gegrond bevonden — Afdoening van het geding ten gronde door de rechterlijke in hogere voorziening — Zaak die in staat van wijzen is — Geen — Definitieve toetsing van de ontvankelijkheid van het beroep door de rechterlijke instantie in hogere voorziening

      (Statuut van het Hof van Justitie, art. 61)

    5. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke of rechtspersonen — Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken — Rechtstreeks geraakt — Besluit van de Commissie waarbij wijzigingen in een bestaande steunregeling betreffende het algemene stelsel van financiering van woningcorporaties verenigbaar met de interne markt worden verklaard — Procedure van artikel 19, lid 1, van verordening nr. 659/1999 — Maatregelen overgenomen door het nationale recht — Beroep ingesteld door een onderneming die begunstigde van de bestaande steunregeling is — Ontvankelijkheid

      (Art. 108, lid 1, VWEU en 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 19, lid 1)

    6. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke of rechtspersonen — Procesbelang — Beroep, door een onderneming die begunstigde van een bestaande steun is, ingesteld tegen het besluit van de Commissie waarbij die steun verenigbaar met de interne markt wordt verklaard mits bepaalde dienstige maatregelen worden getroffen — Voorwaarden — Beroep dat voordeel kan verschaffen aan de partij die het heeft ingesteld — Ontvankelijkheid

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    1.  Aangezien het criterium dat de ontvankelijkheid van een beroep van een natuurlijke of rechtspersoon tegen een besluit dat niet aan hem is gericht, afhankelijk stelt van de in artikel 263, vierde alinea, VWEU gestelde ontvankelijkheidsvoorwaarden, een niet-ontvankelijkheidsgrond van openbare orde vormt die de rechterlijke instanties van de Unie op elk moment, ook ambtshalve, kunnen onderzoeken, kan het Gerecht het beroep van de verzoeksters niet reeds niet-ontvankelijk verklaren na het onderzoek van de voorwaarde dat zij individueel geraakt zijn in de zin van de tweede zinsnede van artikel 263, vierde alinea, VWEU. Het moet de ontvankelijkheid van dat beroep ook toetsen aan de minder strenge voorwaarden van de derde zinsnede van datzelfde artikel 263, vierde alinea, VWEU, in het kader van welke toetsing de vaststelling dat er geen sprake is van individuele geraaktheid, niet relevant is.

      Door geen dergelijke toetsing te verrichten geeft het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Die onjuiste rechtsopvatting doet echter niet ter zake indien blijkt dat het beroep van de verzoeksters niet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 263, vierde alinea, derde zinsnede, VWEU voldoet.

      (cf. punten 32‑35)

    2.  In het kader van een beroep tot nietigverklaring dat door een natuurlijke of een rechtspersoon is ingesteld krachtens artikel 263, vierde alinea, derde zinsnede, VWEU, moet voor de beoordeling of een regelgevingshandeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, worden gekeken vanuit het gezichtspunt van de persoon die aanspraak maakt op het recht van beroep. Voorts moet voor de beoordeling of de bestreden handeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, uitsluitend worden uitgegaan van het voorwerp van het beroep.

      Een beroep voldoet niet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 263, vierde alinea, derde zinsnede, VWEU, wanneer het is gericht tegen een besluit waarbij de Commissie bevestigt dat bestaande steun, na de toezeggingen van de autoriteiten van een lidstaat om de steunregeling die de verzoeksters genoten, te wijzigen, verenigbaar is met de interne markt, en wanneer dat besluit niet bepaalt welke specifieke en concrete gevolgen de toepassing van die toezeggingen heeft voor de activiteiten van de verzoeksters.

      (cf. punten 37‑41)

    3.  Derden kunnen slechts individueel worden geraakt door een besluit dat aan een andere persoon is gericht, indien dat besluit hen treft uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat.

      In dit verband impliceert het feit dat het aantal of zelfs de identiteit van de rechtssubjecten op wie een maatregel van toepassing is, meer of minder nauwkeurig kan worden bepaald, als zodanig niet dat deze subjecten moeten worden geacht door die maatregel individueel te worden geraakt, wanneer deze toepasselijkheid wordt bepaald op grond van een door de betrokken handeling omschreven objectieve feitelijke of rechtssituatie. Wanneer het besluit een groep personen raakt die op het tijdstip waarop deze handeling werd vastgesteld, waren geïdentificeerd of konden worden geïdentificeerd op basis van specifieke kenmerken van de leden van die groep, kunnen deze personen door die handeling echter individueel zijn geraakt voor zover zij deel uitmaken van een beperkte kring van marktdeelnemers. Dit kan met name het geval zijn wanneer het besluit de rechten aantast die de particulier vóór de vaststelling ervan heeft verworven.

      (cf. punten 44‑46, 49)

    4.  Overeenkomstig artikel 61, eerste alinea, tweede volzin, van het Statuut van het Hof van Justitie kan het Hof in geval van vernietiging van de beslissing van het Gerecht de zaak zelf afdoen wanneer deze in staat van wijzen is. Indien het Hof niet in staat is om ten gronde te beslissen op het bij het Gerecht ingestelde beroep, kan het niettemin een definitieve uitspraak doen over de ontvankelijkheid van dat beroep, wanneer het over de gegevens beschikt die daartoe nodig zijn.

      (cf. punten 52, 53)

    5.  In het kader van een beroep van natuurlijke of rechtspersonen krachtens artikel 263, vierde alinea, tweede zinsnede, VWEU, moeten de verzoeksters niet alleen individueel maar ook rechtstreeks worden geraakt door de handeling waarvan zij nietigverklaring vorderen, in die zin dat die handeling rechtstreeks gevolgen moet hebben voor de rechtspositie van die partijen en geen beoordelingsbevoegdheid mag laten aan de autoriteiten die met de uitvoering ervan zijn belast, zodat de uitvoering zuiver automatisch en alleen op grond van het Unierecht gebeurt, zonder dat daarvoor nadere regels hoeven te worden gesteld.

      Volgens de procedure van artikel 19, lid 1, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag verkrijgen de voorstellen van de lidstaat voor dienstige maatregelen bindend karakter door het besluit waarbij de Commissie die voorstellen vastlegt. Aan die vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat de bij dat besluit vastgelegde wijzigingen worden overgenomen door de nationale regeling, aangezien de nationale autoriteiten geen beoordelingsbevoegdheid hebben bij de uitvoering van dat besluit. Bijgevolg heeft dat besluit rechtstreeks gevolgen voor de rechtspositie van de begunstigden van die steun.

      (cf. punten 55, 59‑61)

    6.  Wanneer de in een bestaande steunregeling aangebrachte wijzigingen, die noodzakelijk zijn ter naleving van het Unierecht, de voorwaarden waaronder een begunstigde zijn activiteiten uitoefent, minder gunstig maken dan voorheen het geval was, zouden door de nietigverklaring van het wijzigingsbesluit de voorheen geldende gunstiger voorwaarden in stand blijven. Bijgevolg heeft die begunstigde een legitiem belang bij de nietigverklaring van dat besluit.

      (cf. punten 56, 57)

    Top