Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0086

    Samenvatting van het arrest

    Court reports – general

    Zaak C‑86/12

    Adzo Domenyo Alokpa e.a.

    tegen

    Ministre du Travail, de l’Emploi et de l’Immigration

    [verzoek van de Cour administrative (Luxemburg) om een prejudiciële beslissing]

    „Burgerschap van de Unie — Artikelen 20 VWEU en 21 VWEU — Richtlijn 2004/38/EG — Verblijfsrecht van derdelander die rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn is van jonge kinderen, burgers van Unie — Burgers van de Unie geboren in andere lidstaat dan die waarvan zij de nationaliteit hebben, en die hun recht van vrij verkeer niet hebben uitgeoefend — Grondrechten”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 oktober 2013

    1. Burgerschap van de Unie – Verdragsbepalingen – Recht om vrij op grondgebied van lidstaten te reizen en te verblijven – Richtlijn 2004/38 – Minderjarige burgers van de Unie die nooit gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer, altijd hebben verbleven in de lidstaat van woonplaats en nationaliteit van een andere lidstaat hebben – Weigering van de lidstaat van woonplaats om verblijfsrecht toe te kennen aan derdelander, ouder van deze burgers van de Unie – Toelaatbaarheid – Verplichting om te voldoen aan voorwaarde om in lidstaat van woonplaats te beschikken over voldoende bestaansmiddelen en over verzekering die ziektekosten volledig dekt

      (Art. 20 VWEU en 21 VWEU; richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 1)

    2. Burgerschap van de Unie – Verdragsbepalingen – Recht om vrij op grondgebied van lidstaten te reizen en te verblijven – Minderjarige burgers van de Unie die nooit gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer, altijd hebben verbleven in de lidstaat van woonplaats en nationaliteit van een andere lidstaat hebben – Weigering van de lidstaat van woonplaats om verblijfsrecht toe te kennen aan derdelander, ouder van deze burgers van de Unie – Toelaatbaarheid – Voorwaarde – Weigering die voor deze burgers niet tot gevolg heeft dat hun het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie verbonden rechten wordt ontzegd

      (Art. 20 VWEU)

    1.  De artikelen 20 VWEU en 21 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat een lidstaat een verblijfsrecht op zijn grondgebied weigert aan een derdelander die jonge kinderen, burgers van de Unie, die sedert hun geboorte met haar in deze lidstaat wonen maar die niet de nationaliteit ervan hebben en evenmin hun recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend, alléén ten laste heeft, voor zover deze burgers van de Unie niet voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2004/38 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. Artikel 7, lid 1, sub b, van laatstgenoemde richtlijn, waarin is bepaald dat dergelijke burgers van de Unie dienen te beschikken over voldoende bestaansmiddelen en over een verzekering die de ziektekosten volledig dekt, moet aldus worden uitgelegd dat het volstaat dat deze bestaansmiddelen de burgers van de Unie ter beschikking staan, zonder dat deze bepaling enig vereiste stelt met betrekking tot de herkomst van deze middelen, die met name door de derdelander, ouder van de betrokken burgers van jonge leeftijd, ter beschikking kunnen zijn gesteld. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 7, lid 1, van richtlijn 2004/38, moet artikel 21 VWEU echter aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat hun ouder een verblijfsrecht op het grondgebied van de lidstaat van woonplaats wordt geweigerd.

      (cf. punten 27, 29‑31, 36 en dictum)

    2.  Wat artikel 20 VWEU betreft, bestaan er zeer bijzondere situaties waarin, hoewel het secundaire recht inzake het verblijfsrecht van derdelanders niet van toepassing is en de betrokken burger van de Unie zijn recht van vrij verkeer niet heeft uitgeoefend, een derdelander die familielid is van die burger het verblijfsrecht bij wijze van uitzondering niet kan worden ontzegd omdat anders aan het burgerschap van de Unie, dat aan die burger toekomt, de nuttige werking zou worden ontnomen indien als gevolg van die weigering deze burger in feite genoopt is het grondgebied van de Unie in zijn geheel te verlaten en hem zo het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie verbonden rechten wordt ontzegd. Een derdelander die jonge kinderen, burgers van de Unie, die sedert hun geboorte met haar in deze lidstaat wonen maar die niet de nationaliteit ervan hebben, alléén ten laste heeft, heeft echter een afgeleid recht om deze kinderen te begeleiden en met hen te verblijven op het grondgebied van de lidstaat waarvan zij de nationaliteit hebben. Daaruit volgt dat de weigering van de overheden van de lidstaat van de woonplaats van deze burgers van de Unie om een verblijfsrecht te verlenen aan hun ouder die derdelander is, in beginsel niet tot gevolg kan hebben dat de kinderen gedwongen zijn het grondgebied van de Unie in zijn geheel te verlaten.

      (cf. punten 32, 34, 35)

    Top

    Zaak C‑86/12

    Adzo Domenyo Alokpa e.a.

    tegen

    Ministre du Travail, de l’Emploi et de l’Immigration

    [verzoek van de Cour administrative (Luxemburg) om een prejudiciële beslissing]

    „Burgerschap van de Unie — Artikelen 20 VWEU en 21 VWEU — Richtlijn 2004/38/EG — Verblijfsrecht van derdelander die rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn is van jonge kinderen, burgers van Unie — Burgers van de Unie geboren in andere lidstaat dan die waarvan zij de nationaliteit hebben, en die hun recht van vrij verkeer niet hebben uitgeoefend — Grondrechten”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 oktober 2013

    1. Burgerschap van de Unie — Verdragsbepalingen — Recht om vrij op grondgebied van lidstaten te reizen en te verblijven — Richtlijn 2004/38 — Minderjarige burgers van de Unie die nooit gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer, altijd hebben verbleven in de lidstaat van woonplaats en nationaliteit van een andere lidstaat hebben — Weigering van de lidstaat van woonplaats om verblijfsrecht toe te kennen aan derdelander, ouder van deze burgers van de Unie — Toelaatbaarheid — Verplichting om te voldoen aan voorwaarde om in lidstaat van woonplaats te beschikken over voldoende bestaansmiddelen en over verzekering die ziektekosten volledig dekt

      (Art. 20 VWEU en 21 VWEU; richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 1)

    2. Burgerschap van de Unie — Verdragsbepalingen — Recht om vrij op grondgebied van lidstaten te reizen en te verblijven — Minderjarige burgers van de Unie die nooit gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer, altijd hebben verbleven in de lidstaat van woonplaats en nationaliteit van een andere lidstaat hebben — Weigering van de lidstaat van woonplaats om verblijfsrecht toe te kennen aan derdelander, ouder van deze burgers van de Unie — Toelaatbaarheid — Voorwaarde — Weigering die voor deze burgers niet tot gevolg heeft dat hun het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie verbonden rechten wordt ontzegd

      (Art. 20 VWEU)

    1.  De artikelen 20 VWEU en 21 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat een lidstaat een verblijfsrecht op zijn grondgebied weigert aan een derdelander die jonge kinderen, burgers van de Unie, die sedert hun geboorte met haar in deze lidstaat wonen maar die niet de nationaliteit ervan hebben en evenmin hun recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend, alléén ten laste heeft, voor zover deze burgers van de Unie niet voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2004/38 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. Artikel 7, lid 1, sub b, van laatstgenoemde richtlijn, waarin is bepaald dat dergelijke burgers van de Unie dienen te beschikken over voldoende bestaansmiddelen en over een verzekering die de ziektekosten volledig dekt, moet aldus worden uitgelegd dat het volstaat dat deze bestaansmiddelen de burgers van de Unie ter beschikking staan, zonder dat deze bepaling enig vereiste stelt met betrekking tot de herkomst van deze middelen, die met name door de derdelander, ouder van de betrokken burgers van jonge leeftijd, ter beschikking kunnen zijn gesteld. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 7, lid 1, van richtlijn 2004/38, moet artikel 21 VWEU echter aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat hun ouder een verblijfsrecht op het grondgebied van de lidstaat van woonplaats wordt geweigerd.

      (cf. punten 27, 29‑31, 36 en dictum)

    2.  Wat artikel 20 VWEU betreft, bestaan er zeer bijzondere situaties waarin, hoewel het secundaire recht inzake het verblijfsrecht van derdelanders niet van toepassing is en de betrokken burger van de Unie zijn recht van vrij verkeer niet heeft uitgeoefend, een derdelander die familielid is van die burger het verblijfsrecht bij wijze van uitzondering niet kan worden ontzegd omdat anders aan het burgerschap van de Unie, dat aan die burger toekomt, de nuttige werking zou worden ontnomen indien als gevolg van die weigering deze burger in feite genoopt is het grondgebied van de Unie in zijn geheel te verlaten en hem zo het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie verbonden rechten wordt ontzegd. Een derdelander die jonge kinderen, burgers van de Unie, die sedert hun geboorte met haar in deze lidstaat wonen maar die niet de nationaliteit ervan hebben, alléén ten laste heeft, heeft echter een afgeleid recht om deze kinderen te begeleiden en met hen te verblijven op het grondgebied van de lidstaat waarvan zij de nationaliteit hebben. Daaruit volgt dat de weigering van de overheden van de lidstaat van de woonplaats van deze burgers van de Unie om een verblijfsrecht te verlenen aan hun ouder die derdelander is, in beginsel niet tot gevolg kan hebben dat de kinderen gedwongen zijn het grondgebied van de Unie in zijn geheel te verlaten.

      (cf. punten 32, 34, 35)

    Top