Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0001

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Mededinging – Regels van de Unie – Onderneming – Begrip – Beëdigde boekhouders – Daaronder begrepen

(Art. 101 VWEU, 102 VWEU en 106 VWEU)

2. Mededingingsregelingen – Besluiten van ondernemersverenigingen – Begrip – Reglement inzake stelsel van verplichte permanente educatie van beëdigde boekhouders vastgesteld door orde van beëdigde boekhouders van lidstaat – Daaronder begrepen

(Art. 101 VWEU)

3. Mededingingsregelingen – Ongunstige beïnvloeding van handel tussen lidstaten – Beoordelingscriteria

(Art. 101 VWEU)

4. Mededingingsregelingen – Aantasting van mededinging – Besluiten van ondernemersverenigingen – Regeling inzake stelsel van verplichte permanente educatie van beëdigde boekhouders vastgesteld door orde van beëdigde boekhouders van lidstaat – Beoordeling van mededinging verstorende gevolgen door nationale rechter – Uitschakeling van mededinging op belangrijk deel van betrokken markt ten gunste van deze orde en vaststelling van discriminerende voorwaarden ten nadele van concurrenten op ander deel van deze markt – Schending van mededingingsregels van de Unie – Rechtvaardiging op grond van noodzaak om kwaliteit van door beëdigde boekhouders aangeboden diensten te waarborgen – Geen

(Art. 101, leden 1 en 3, VWEU en 106, lid 2, VWEU)

Samenvatting

1. Beëdigde boekhouders bieden tegen betaling boekhouddiensten aan die met name bestaan in het plannen, organiseren en coördineren van de boekhouding van ondernemingen, de ondertekening van hun jaarrekeningen en belastingaangiftes, adviesverlening op het gebied van boekhouding, fiscaliteit en sociale zekerheid, alsook in de vertegenwoordiging van de belastingplichtigen wier boekhouding zij voeren, in het administratieve stadium van de belastingprocedure, en als leden van een vrij beroep dragen zij de met de uitoefening van deze activiteiten verbonden financiële risico’s daar zij, ingeval de uitgaven en inkomsten niet in evenwicht zijn zelf moeten instaan voor het vastgestelde tekort. Beëdigde boekhouders oefenen een economische activiteit uit en zijn dus ondernemingen in de zin van artikel 101 VWEU. Daaraan wordt niet afgedaan door het feit dat hun diensten complex en technisch van aard zijn, of dat de uitoefening van hun beroep aan regels is gebonden.

(cf. punten 37, 38)

2. Een reglement zoals het Regulamento da Formação de Créditos (reglement voor het verkrijgen van opleidingpunten), dat door een beroepsorde zoals de Ordem dos Técnicos Oficiais de Contas (orde van beëdigde boekhouders) is vastgesteld, dient te worden aangemerkt als een besluit van een ondernemingsvereniging in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU.

Ten eerste kan niet worden aangenomen dat een dergelijk reglement buiten de sfeer van het economisch verkeer valt, aangezien de OTOC zelf cursussen aanbiedt aan beëdigde boekhouders en de toegang van andere dienstverleners die een dergelijke cursus willen aanbieden, is onderworpen aan de regels van het omstreden reglement. Bovendien is de verplichting voor een beëdigd boekhouder om permanente educatie te volgen volgens de door dit reglement vastgestelde modaliteiten, nauw verbonden met de uitoefening van diens beroep en kan de niet-nakoming van deze verplichting tuchtmaatregelen, zoals een schorsing voor een periode van maximaal drie jaar of de schrapping uit deze beroepsorde, tot gevolg hebben. Gesteld al dat het genoemde reglement geen rechtstreekse invloed heeft op de economische activiteit van beëdigde boekhouders zelf, dan nog wordt door deze omstandigheid op zich een ondernemersbesluit niet aan de werkingssfeer van artikel 101 VWEU onttrokken. Een dergelijk besluit kan immers niet alleen op de markt waarop de leden van een beroepsorde hun beroep uitoefenen, de mededinging verhinderen, beperken of vervalsen in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU, maar ook op een andere markt waarop deze beroepsorde zelf een economische activiteit uitoefent.

Ten tweede oefent een beroepsorde zoals de OTOC bij het vaststellen van een reglement inzake het behalen van opleidingspunten geen typische overheidsprerogatieven uit, maar lijkt zij eerder het reguleringsorgaan te zijn voor een beroep waarvan de uitoefening bovendien een economische activiteit vormt.

Het juridische kader waarin ondernemersovereenkomsten worden gesloten en besluiten van ondernemersverenigingen worden genomen, en de juridische kwalificatie die in de verschillende nationale rechtsordes aan dit kader wordt gegeven, zijn immers niet van invloed op de toepasselijkheid van de mededingingsregels van de Unie en inzonderheid die van artikel 101 VWEU. In het bijzonder verleent het statuut van de OTOC deze beroepsorde geen exclusief recht op het aanbieden van opleidingsactiviteiten voor beëdigde boekhouders en legt dit statuut niet de voorwaarden vast voor de toegang van opleidingsinstellingen tot de markt voor permanente educatie van beëdigde boekhouders.

Ten slotte belet de omstandigheid dat de OTOC geen winst nastreeft, niet dat een entiteit die transacties op de markt verricht, als een onderneming moet worden beschouwd, aangezien het desbetreffende aanbod van diensten concurreert met dat van andere marktdeelnemers, die wel winst nastreven.

(cf. punten 41-46, 48, 51, 52, 56, 57, 59, dictum1)

3. Zie tekst van de beslissing.

(cf. punt 65)

4. Een door een beroepsorde zoals de Ordem dos Técnicos Oficiais de Contas (orde van beëdigde boekhouders) vastgesteld reglement dat een stelsel van verplichte permanente educatie van beëdigde boekhouders instelt teneinde de kwaliteit van de dienstverlening van laatstgenoemden te waarborgen, zoals het reglement voor het verkrijgen van opleidingpunten, vormt een door artikel 101 VWEU verboden beperking van de mededinging, voor zover het de mededinging op een aanzienlijk deel van de relevante markt uitschakelt in het voordeel van deze beroepsorde en op het andere deel van deze markt discriminerende voorwaarden oplegt ten nadele van de concurrenten van genoemde beroepsorde. Het staat aan de nationale rechter om dit na te gaan.

Niet elk besluit van een ondernemersvereniging dat de handelingsvrijheid van de partijen kan beperken, valt evenwel automatisch onder het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag. Bij de toepassing van deze bepaling op een concreet geval moet immers rekening worden gehouden met de algehele context waarbinnen het betrokken besluit van de ondernemersvereniging is genomen of werking ontplooit, en meer in het bijzonder, met de doelstellingen ervan. De door de OTOC opgelegde beperkingen van de mededinging lijken verder te gaan dan noodzakelijk is ter verzekering van de kwaliteit van de dienstverlening van de beëdigde boekhouders.

Ten slotte is niet voldaan aan de toepassingsvoorwaarden voor de vrijstelling van artikel 101, lid 3, VWEU en de vrijstelling van artikel 106, lid 2, VWEU.

(cf. punten 68-73, 93, 97-108, dictum 2)

Top

Zaak C-1/12

Ordem dos Técnicos Oficiais de Contas

tegen

Autoridade da Concorrência

(verzoek van het Tribunal da Relação de Lisboa om een prejudiciële beslissing)

„Orde van beëdigde boekhouders — Regeling inzake stelsel van verplichte permanente educatie van beëdigde boekhouders — Artikel 101 VWEU — Ondernemersvereniging — Beperking van mededinging — Rechtvaardigingsgronden — Artikel 106, lid 2, VWEU”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 februari 2013

  1. Mededinging – Regels van de Unie – Onderneming – Begrip – Beëdigde boekhouders – Daaronder begrepen

    (Art. 101 VWEU, 102 VWEU en 106 VWEU)

  2. Mededingingsregelingen – Besluiten van ondernemersverenigingen – Begrip – Reglement inzake stelsel van verplichte permanente educatie van beëdigde boekhouders vastgesteld door orde van beëdigde boekhouders van lidstaat – Daaronder begrepen

    (Art. 101 VWEU)

  3. Mededingingsregelingen – Ongunstige beïnvloeding van handel tussen lidstaten – Beoordelingscriteria

    (Art. 101 VWEU)

  4. Mededingingsregelingen – Aantasting van mededinging – Besluiten van ondernemersverenigingen – Regeling inzake stelsel van verplichte permanente educatie van beëdigde boekhouders vastgesteld door orde van beëdigde boekhouders van lidstaat – Beoordeling van mededinging verstorende gevolgen door nationale rechter – Uitschakeling van mededinging op belangrijk deel van betrokken markt ten gunste van deze orde en vaststelling van discriminerende voorwaarden ten nadele van concurrenten op ander deel van deze markt – Schending van mededingingsregels van de Unie – Rechtvaardiging op grond van noodzaak om kwaliteit van door beëdigde boekhouders aangeboden diensten te waarborgen – Geen

    (Art. 101, leden 1 en 3, VWEU en 106, lid 2, VWEU)

  1.  Beëdigde boekhouders bieden tegen betaling boekhouddiensten aan die met name bestaan in het plannen, organiseren en coördineren van de boekhouding van ondernemingen, de ondertekening van hun jaarrekeningen en belastingaangiftes, adviesverlening op het gebied van boekhouding, fiscaliteit en sociale zekerheid, alsook in de vertegenwoordiging van de belastingplichtigen wier boekhouding zij voeren, in het administratieve stadium van de belastingprocedure, en als leden van een vrij beroep dragen zij de met de uitoefening van deze activiteiten verbonden financiële risico’s daar zij, ingeval de uitgaven en inkomsten niet in evenwicht zijn zelf moeten instaan voor het vastgestelde tekort. Beëdigde boekhouders oefenen een economische activiteit uit en zijn dus ondernemingen in de zin van artikel 101 VWEU. Daaraan wordt niet afgedaan door het feit dat hun diensten complex en technisch van aard zijn, of dat de uitoefening van hun beroep aan regels is gebonden.

    (cf. punten 37, 38)

  2.  Een reglement zoals het Regulamento da Formação de Créditos (reglement voor het verkrijgen van opleidingpunten), dat door een beroepsorde zoals de Ordem dos Técnicos Oficiais de Contas (orde van beëdigde boekhouders) is vastgesteld, dient te worden aangemerkt als een besluit van een ondernemingsvereniging in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU.

    Ten eerste kan niet worden aangenomen dat een dergelijk reglement buiten de sfeer van het economisch verkeer valt, aangezien de OTOC zelf cursussen aanbiedt aan beëdigde boekhouders en de toegang van andere dienstverleners die een dergelijke cursus willen aanbieden, is onderworpen aan de regels van het omstreden reglement. Bovendien is de verplichting voor een beëdigd boekhouder om permanente educatie te volgen volgens de door dit reglement vastgestelde modaliteiten, nauw verbonden met de uitoefening van diens beroep en kan de niet-nakoming van deze verplichting tuchtmaatregelen, zoals een schorsing voor een periode van maximaal drie jaar of de schrapping uit deze beroepsorde, tot gevolg hebben. Gesteld al dat het genoemde reglement geen rechtstreekse invloed heeft op de economische activiteit van beëdigde boekhouders zelf, dan nog wordt door deze omstandigheid op zich een ondernemersbesluit niet aan de werkingssfeer van artikel 101 VWEU onttrokken. Een dergelijk besluit kan immers niet alleen op de markt waarop de leden van een beroepsorde hun beroep uitoefenen, de mededinging verhinderen, beperken of vervalsen in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU, maar ook op een andere markt waarop deze beroepsorde zelf een economische activiteit uitoefent.

    Ten tweede oefent een beroepsorde zoals de OTOC bij het vaststellen van een reglement inzake het behalen van opleidingspunten geen typische overheidsprerogatieven uit, maar lijkt zij eerder het reguleringsorgaan te zijn voor een beroep waarvan de uitoefening bovendien een economische activiteit vormt.

    Het juridische kader waarin ondernemersovereenkomsten worden gesloten en besluiten van ondernemersverenigingen worden genomen, en de juridische kwalificatie die in de verschillende nationale rechtsordes aan dit kader wordt gegeven, zijn immers niet van invloed op de toepasselijkheid van de mededingingsregels van de Unie en inzonderheid die van artikel 101 VWEU. In het bijzonder verleent het statuut van de OTOC deze beroepsorde geen exclusief recht op het aanbieden van opleidingsactiviteiten voor beëdigde boekhouders en legt dit statuut niet de voorwaarden vast voor de toegang van opleidingsinstellingen tot de markt voor permanente educatie van beëdigde boekhouders.

    Ten slotte belet de omstandigheid dat de OTOC geen winst nastreeft, niet dat een entiteit die transacties op de markt verricht, als een onderneming moet worden beschouwd, aangezien het desbetreffende aanbod van diensten concurreert met dat van andere marktdeelnemers, die wel winst nastreven.

    (cf. punten 41-46, 48, 51, 52, 56, 57, 59, dictum1)

  3.  Zie tekst van de beslissing.

    (cf. punt 65)

  4.  Een door een beroepsorde zoals de Ordem dos Técnicos Oficiais de Contas (orde van beëdigde boekhouders) vastgesteld reglement dat een stelsel van verplichte permanente educatie van beëdigde boekhouders instelt teneinde de kwaliteit van de dienstverlening van laatstgenoemden te waarborgen, zoals het reglement voor het verkrijgen van opleidingpunten, vormt een door artikel 101 VWEU verboden beperking van de mededinging, voor zover het de mededinging op een aanzienlijk deel van de relevante markt uitschakelt in het voordeel van deze beroepsorde en op het andere deel van deze markt discriminerende voorwaarden oplegt ten nadele van de concurrenten van genoemde beroepsorde. Het staat aan de nationale rechter om dit na te gaan.

    Niet elk besluit van een ondernemersvereniging dat de handelingsvrijheid van de partijen kan beperken, valt evenwel automatisch onder het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag. Bij de toepassing van deze bepaling op een concreet geval moet immers rekening worden gehouden met de algehele context waarbinnen het betrokken besluit van de ondernemersvereniging is genomen of werking ontplooit, en meer in het bijzonder, met de doelstellingen ervan. De door de OTOC opgelegde beperkingen van de mededinging lijken verder te gaan dan noodzakelijk is ter verzekering van de kwaliteit van de dienstverlening van de beëdigde boekhouders.

    Ten slotte is niet voldaan aan de toepassingsvoorwaarden voor de vrijstelling van artikel 101, lid 3, VWEU en de vrijstelling van artikel 106, lid 2, VWEU.

    (cf. punten 68-73, 93, 97-108, dictum 2)

Top