This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CJ0601
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Court reports – general
Zaak C-601/11 P
Franse Republiek
tegen
Europese Commissie
„Hogere voorziening — Beroep tot nietigverklaring — Bescherming tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën — Verordening (EG) nr. 746/2008 — Verordening die minder belastende toezicht- en uitroeiingsmaatregelen toestaat dan die waarin eerder was voorzien — Voorzorgsbeginsel — Niveau van bescherming van menselijke gezondheid — Nieuwe gegevens die een ander licht kunnen werpen op risico — Ontoereikende motivering — Onjuiste opvatting van feiten — Onjuiste rechtsopvatting”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 juli 2013
Hogere voorziening – Middelen – Loutere herhaling van voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten – Niet-ontvankelijkheid – Betwisting van door het Gerecht verrichte uitlegging of toepassing van gemeenschapsrecht – Ontvankelijkheid
(Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58)
Hogere voorziening – Middelen – Ontoereikende motivering – Impliciete motivering door het Gerecht – Toelaatbaarheid – Voorwaarden
(Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 36 en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 81)
Handelingen van de instellingen – Evenredigheid – Beoordelingscriteria – Beoordeling tegen de achtergrond van de gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de vaststelling van de handeling – Regeling ter bescherming van de volksgezondheid – Toepassing van voorzorgs- en preventiebeginsel – Opduiken van nieuwe elementen – Verplichting om die regeling aan te passen
Hogere voorziening – Middelen – Toetsing door het Hof op juridische kwalificatie van feiten – Toelaatbaarheid
(Art. 256 VWEU)
Landbouw – Harmonisatie van wetgevingen op gebied van veterinair en sanitair toezicht – Beschermingsmaatregelen tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën – Vaststelling op basis van wetenschappelijke risicobeoordeling – Versoepeling van eerdere preventieve maatregelen – Toelaatbaarheid – Voorwaarde – Handhaving van niveau van bescherming van menselijke gezondheid
(Verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 999/2001, art. 24 en 24 bis, nr. 178/2002, art. 7, lid 2 en nr. 1923/2006)
Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Toepassing – Wetenschappelijke risicobeoordeling – Bepaling van risiconiveau – Beoordelingsvrijheid van de Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen
(Art. 168, lid 1, VWEU)
Hogere voorziening – Middelen – Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid
(Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 70-72, 141)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 82, 83)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 110)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 119)
In het kader van de vaststelling, krachtens verordening nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, van beschermingsmaatregelen tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën in de zin van het bij verordening nr. 1923/2006 ingevoerde artikel 24 bis van deze verordening worden de besluiten die volgens één van de in artikel 24 van verordening nr. 999/2001 neergelegde procedures worden genomen, gebaseerd op een passende beoordeling van de mogelijke risico’s voor de gezondheid van mens en dier en zijn deze, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke gegevens, gericht op handhaving of, indien vanuit wetenschappelijk oogpunt gerechtvaardigd, verhoging van het in de Unie gegarandeerde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier.
In dit verband zij erop gewezen dat, hoewel de considerans van verordening nr. 1923/2006 geen toelichting op de doelstelling van de betrokken bepaling bevat, uit de voorbereidende stukken blijkt dat genoemd artikel 24 bis werd opgevat als een waarborg om te voorkomen dat overeenkomstig de comitologieprocedure maatregelen zouden worden vastgesteld die het niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier in de Unie zouden kunnen verminderen. Daaruit volgt echter niet dat dit artikel 24 bis elke versoepeling van eerdere preventieve maatregelen uitsluit. In de eerste plaats wordt het feit dat de vergelijking zou moeten worden gemaakt met het beschermingsniveau dat voortvloeit uit de eerdere ter zake vastgestelde preventieve maatregelen, in artikel 24 bis van verordening nr. 999/2001 immers niet als criterium aangemerkt, maar wordt daarin in het algemeen verwezen naar het in de Unie gegarandeerde niveau van bescherming. In de tweede plaats blijkt zowel uit artikel 7, lid 2, van verordening nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden als uit de rechtspraak van het Hof dat voorlopige risicobeheersmaatregelen die in de context van wetenschappelijke onzekerheid zijn vastgesteld, binnen een redelijke termijn opnieuw moeten worden onderzocht om te waarborgen dat zij evenredig zijn en de handel niet meer beperken dan nodig is om het door de Unie gekozen hoge niveau van gezondheidsbescherming te bereiken.
Bijgevolg hangt het niveau van bescherming van de menselijke gezondheid nauw samen met het voor de samenleving aanvaardbaar geachte risiconiveau, dat op zijn beurt afhangt van de op een gegeven ogenblik beschikbare wetenschappelijke kennis. Gelet op de evolutie van de wetenschappelijke gegevens is het echter niet uitgesloten dat hetzelfde beschermingsniveau door minder beperkende maatregelen kan worden gewaarborgd.
(cf. punten 131-136)
Aangaande de beoordeling van de risico’s voor de menselijke gezondheid dient, gelet op het feit dat de bepaling van het voor de samenleving aanvaardbaar geachte risiconiveau behoort tot een gebied waarop de Commissie ingewikkelde beoordelingen moet verrichten en over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikt, de rechterlijke toetsing van de uitoefening van haar bevoegdheid beperkt te blijven tot de vraag of geen sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling dan wel of de wetgever de grenzen van zijn beoordelingsbevoegdheid niet kennelijk heeft overschreden.
(cf. punten 142, 143)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 149)
Zaak C-601/11 P
Franse Republiek
tegen
Europese Commissie
„Hogere voorziening — Beroep tot nietigverklaring — Bescherming tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën — Verordening (EG) nr. 746/2008 — Verordening die minder belastende toezicht- en uitroeiingsmaatregelen toestaat dan die waarin eerder was voorzien — Voorzorgsbeginsel — Niveau van bescherming van menselijke gezondheid — Nieuwe gegevens die een ander licht kunnen werpen op risico — Ontoereikende motivering — Onjuiste opvatting van feiten — Onjuiste rechtsopvatting”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 juli 2013
Hogere voorziening — Middelen — Loutere herhaling van voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten — Niet-ontvankelijkheid — Betwisting van door het Gerecht verrichte uitlegging of toepassing van gemeenschapsrecht — Ontvankelijkheid
(Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58)
Hogere voorziening — Middelen — Ontoereikende motivering — Impliciete motivering door het Gerecht — Toelaatbaarheid — Voorwaarden
(Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 36 en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 81)
Handelingen van de instellingen — Evenredigheid — Beoordelingscriteria — Beoordeling tegen de achtergrond van de gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de vaststelling van de handeling — Regeling ter bescherming van de volksgezondheid — Toepassing van voorzorgs- en preventiebeginsel — Opduiken van nieuwe elementen — Verplichting om die regeling aan te passen
Hogere voorziening — Middelen — Toetsing door het Hof op juridische kwalificatie van feiten — Toelaatbaarheid
(Art. 256 VWEU)
Landbouw — Harmonisatie van wetgevingen op gebied van veterinair en sanitair toezicht — Beschermingsmaatregelen tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën — Vaststelling op basis van wetenschappelijke risicobeoordeling — Versoepeling van eerdere preventieve maatregelen — Toelaatbaarheid — Voorwaarde — Handhaving van niveau van bescherming van menselijke gezondheid
(Verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 999/2001, art. 24 en 24 bis, nr. 178/2002, art. 7, lid 2 en nr. 1923/2006)
Landbouw — Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Toepassing — Wetenschappelijke risicobeoordeling — Bepaling van risiconiveau — Beoordelingsvrijheid van de Commissie — Rechterlijke toetsing — Grenzen
(Art. 168, lid 1, VWEU)
Hogere voorziening — Middelen — Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening — Niet-ontvankelijkheid
(Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 70-72, 141)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 82, 83)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 110)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 119)
In het kader van de vaststelling, krachtens verordening nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, van beschermingsmaatregelen tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën in de zin van het bij verordening nr. 1923/2006 ingevoerde artikel 24 bis van deze verordening worden de besluiten die volgens één van de in artikel 24 van verordening nr. 999/2001 neergelegde procedures worden genomen, gebaseerd op een passende beoordeling van de mogelijke risico’s voor de gezondheid van mens en dier en zijn deze, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke gegevens, gericht op handhaving of, indien vanuit wetenschappelijk oogpunt gerechtvaardigd, verhoging van het in de Unie gegarandeerde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier.
In dit verband zij erop gewezen dat, hoewel de considerans van verordening nr. 1923/2006 geen toelichting op de doelstelling van de betrokken bepaling bevat, uit de voorbereidende stukken blijkt dat genoemd artikel 24 bis werd opgevat als een waarborg om te voorkomen dat overeenkomstig de comitologieprocedure maatregelen zouden worden vastgesteld die het niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier in de Unie zouden kunnen verminderen. Daaruit volgt echter niet dat dit artikel 24 bis elke versoepeling van eerdere preventieve maatregelen uitsluit. In de eerste plaats wordt het feit dat de vergelijking zou moeten worden gemaakt met het beschermingsniveau dat voortvloeit uit de eerdere ter zake vastgestelde preventieve maatregelen, in artikel 24 bis van verordening nr. 999/2001 immers niet als criterium aangemerkt, maar wordt daarin in het algemeen verwezen naar het in de Unie gegarandeerde niveau van bescherming. In de tweede plaats blijkt zowel uit artikel 7, lid 2, van verordening nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden als uit de rechtspraak van het Hof dat voorlopige risicobeheersmaatregelen die in de context van wetenschappelijke onzekerheid zijn vastgesteld, binnen een redelijke termijn opnieuw moeten worden onderzocht om te waarborgen dat zij evenredig zijn en de handel niet meer beperken dan nodig is om het door de Unie gekozen hoge niveau van gezondheidsbescherming te bereiken.
Bijgevolg hangt het niveau van bescherming van de menselijke gezondheid nauw samen met het voor de samenleving aanvaardbaar geachte risiconiveau, dat op zijn beurt afhangt van de op een gegeven ogenblik beschikbare wetenschappelijke kennis. Gelet op de evolutie van de wetenschappelijke gegevens is het echter niet uitgesloten dat hetzelfde beschermingsniveau door minder beperkende maatregelen kan worden gewaarborgd.
(cf. punten 131-136)
Aangaande de beoordeling van de risico’s voor de menselijke gezondheid dient, gelet op het feit dat de bepaling van het voor de samenleving aanvaardbaar geachte risiconiveau behoort tot een gebied waarop de Commissie ingewikkelde beoordelingen moet verrichten en over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikt, de rechterlijke toetsing van de uitoefening van haar bevoegdheid beperkt te blijven tot de vraag of geen sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling dan wel of de wetgever de grenzen van zijn beoordelingsbevoegdheid niet kennelijk heeft overschreden.
(cf. punten 142, 143)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 149)