This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CJ0534
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Zaak C-534/11
Mehmet Arslan
tegen
Policie ČR, Krajské ředitelství policie Ústeckého kraje, odbor cizinecké policie
(verzoek van de Nejvyšší správní soud om een prejudiciële beslissing)
„Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Richtlijn 2008/115/EG — Gemeenschappelijke normen en procedures inzake terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders — Toepasbaarheid op asielzoekers — Mogelijkheid om derdelander in bewaring te houden na indiening van asielverzoek”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 30 mei 2013
Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Bevoegdheid van nationale rechter – Vaststelling en beoordeling van feiten van geding – Noodzaak van prejudiciële vraag en relevantie van gestelde vragen – Beoordeling door nationale rechter – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten – Vragen zonder verband met voorwerp van hoofdgeding
(Art. 267 VWEU)
Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115 – Personele werkingssfeer – Asielzoekers in de zin van richtlijn 2005/85 – Daarvan uitgesloten
(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, punt 9 van considerans en art. 2, lid 1; richtlijn 2005/85 van de Raad, art. 7, lid 1)
Grenscontroles, asiel en immigratie – Asielbeleid – Minimumnormen voor opvang van asielzoekers in lidstaten – Richtlijn 2003/9 – Minimumnormen voor procedures in lidstaten voor toekenning of intrekking van vluchtelingenstatus – Richtlijn 2005/85 – Bewaring met het oog op verwijdering in de zin van richtlijn 2008/115 – Indiening van asielverzoek na inbewaringstelling – Handhaving van bewaring – Toelaatbaarheid – Voorwaarden
(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15; richtlijnen 2003/9 en 2005/85 van de Raad)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 33, 34)
Artikel 2, lid 1, van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, gelezen in samenhang met punt 9 van de considerans ervan, moet aldus worden uitgelegd dat die richtlijn niet van toepassing is op derdelanders die om internationale bescherming hebben verzocht in de zin van richtlijn 2005/85 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, in het tijdvak tussen de indiening van dat verzoek en de beslissing in eerste aanleg over dat verzoek of, in voorkomend geval, de beslechting van het eventuele beroep tegen die beslissing.
Uit de bewoordingen, de systematiek en de doelstelling van de richtlijnen 2005/85 en 2008/115 volgt immers duidelijk dat een asielzoeker, los van de afgifte van een verblijfsvergunning, die volgens artikel 7, lid 1, van richtlijn 2005/85 onder de discretionaire bevoegdheid van elke lidstaat valt, op zijn minst tot de afwijzing van zijn verzoek in eerste aanleg het recht heeft op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven, en derhalve niet kan worden geacht „illegaal op dat grondgebied te verblijven” in de zin van richtlijn 2008/115, die zijn verwijdering van het grondgebied betreft.
(cf. punten 48, 49, dictum 1)
Richtlijnen 2003/9 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en 2005/85 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus verzetten zich er niet tegen dat de derdelander die om internationale bescherming heeft verzocht in de zin van richtlijn 2005/85, na krachtens artikel 15 van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, in bewaring te zijn genomen, op grond van een bepaling van nationaal recht in bewaring blijft, wanneer na een beoordeling in het individuele geval van alle relevante omstandigheden blijkt dat dit verzoek is ingediend met als enig doel de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen en dat het objectief noodzakelijk is om de bewaringsmaatregel te handhaven ter vermijding dat de betrokkene zich definitief aan zijn terugkeer onttrekt.
Hoewel richtlijn 2008/115 niet van toepassing is gedurende de procedure voor de behandeling van het asielverzoek, betekent dit niet dat de terugkeerprocedure daardoor definitief wordt beëindigd, aangezien deze kan worden voortgezet indien het asielverzoek wordt afgewezen. Aan de doelstelling van die richtlijn, te weten de doeltreffende terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders, zou afbreuk worden gedaan indien de lidstaten niet zouden kunnen voorkomen dat de betrokkene door het indienen van een asielverzoek automatisch zijn invrijheidstelling zou verkrijgen.
Op basis van het loutere feit dat jegens een asielzoeker op het tijdstip van de indiening van zijn verzoek een terugkeerbesluit was genomen, en dat deze krachtens artikel 15 van richtlijn 2008/115 in bewaring was genomen, kan zonder een beoordeling in het individuele geval van alle relevante omstandigheden evenwel niet worden aangenomen dat deze dat verzoek alleen heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen en dat het objectief noodzakelijk en evenredig is de maatregel van bewaring te handhaven.
(cf. punten 60, 62, 63, dictum 2)
Zaak C-534/11
Mehmet Arslan
tegen
Policie ČR, Krajské ředitelství policie Ústeckého kraje, odbor cizinecké policie
(verzoek van de Nejvyšší správní soud om een prejudiciële beslissing)
„Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Richtlijn 2008/115/EG — Gemeenschappelijke normen en procedures inzake terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders — Toepasbaarheid op asielzoekers — Mogelijkheid om derdelander in bewaring te houden na indiening van asielverzoek”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 30 mei 2013
Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Grenzen — Bevoegdheid van nationale rechter — Vaststelling en beoordeling van feiten van geding — Noodzaak van prejudiciële vraag en relevantie van gestelde vragen — Beoordeling door nationale rechter — Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten — Vragen zonder verband met voorwerp van hoofdgeding
(Art. 267 VWEU)
Grenscontroles, asiel en immigratie — Immigratiebeleid — Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders — Richtlijn 2008/115 — Personele werkingssfeer — Asielzoekers in de zin van richtlijn 2005/85 — Daarvan uitgesloten
(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, punt 9 van considerans en art. 2, lid 1; richtlijn 2005/85 van de Raad, art. 7, lid 1)
Grenscontroles, asiel en immigratie — Asielbeleid — Minimumnormen voor opvang van asielzoekers in lidstaten — Richtlijn 2003/9 — Minimumnormen voor procedures in lidstaten voor toekenning of intrekking van vluchtelingenstatus — Richtlijn 2005/85 — Bewaring met het oog op verwijdering in de zin van richtlijn 2008/115 — Indiening van asielverzoek na inbewaringstelling — Handhaving van bewaring — Toelaatbaarheid — Voorwaarden
(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15; richtlijnen 2003/9 en 2005/85 van de Raad)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 33, 34)
Artikel 2, lid 1, van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, gelezen in samenhang met punt 9 van de considerans ervan, moet aldus worden uitgelegd dat die richtlijn niet van toepassing is op derdelanders die om internationale bescherming hebben verzocht in de zin van richtlijn 2005/85 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, in het tijdvak tussen de indiening van dat verzoek en de beslissing in eerste aanleg over dat verzoek of, in voorkomend geval, de beslechting van het eventuele beroep tegen die beslissing.
Uit de bewoordingen, de systematiek en de doelstelling van de richtlijnen 2005/85 en 2008/115 volgt immers duidelijk dat een asielzoeker, los van de afgifte van een verblijfsvergunning, die volgens artikel 7, lid 1, van richtlijn 2005/85 onder de discretionaire bevoegdheid van elke lidstaat valt, op zijn minst tot de afwijzing van zijn verzoek in eerste aanleg het recht heeft op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven, en derhalve niet kan worden geacht „illegaal op dat grondgebied te verblijven” in de zin van richtlijn 2008/115, die zijn verwijdering van het grondgebied betreft.
(cf. punten 48, 49, dictum 1)
Richtlijnen 2003/9 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en 2005/85 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus verzetten zich er niet tegen dat de derdelander die om internationale bescherming heeft verzocht in de zin van richtlijn 2005/85, na krachtens artikel 15 van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, in bewaring te zijn genomen, op grond van een bepaling van nationaal recht in bewaring blijft, wanneer na een beoordeling in het individuele geval van alle relevante omstandigheden blijkt dat dit verzoek is ingediend met als enig doel de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen en dat het objectief noodzakelijk is om de bewaringsmaatregel te handhaven ter vermijding dat de betrokkene zich definitief aan zijn terugkeer onttrekt.
Hoewel richtlijn 2008/115 niet van toepassing is gedurende de procedure voor de behandeling van het asielverzoek, betekent dit niet dat de terugkeerprocedure daardoor definitief wordt beëindigd, aangezien deze kan worden voortgezet indien het asielverzoek wordt afgewezen. Aan de doelstelling van die richtlijn, te weten de doeltreffende terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders, zou afbreuk worden gedaan indien de lidstaten niet zouden kunnen voorkomen dat de betrokkene door het indienen van een asielverzoek automatisch zijn invrijheidstelling zou verkrijgen.
Op basis van het loutere feit dat jegens een asielzoeker op het tijdstip van de indiening van zijn verzoek een terugkeerbesluit was genomen, en dat deze krachtens artikel 15 van richtlijn 2008/115 in bewaring was genomen, kan zonder een beoordeling in het individuele geval van alle relevante omstandigheden evenwel niet worden aangenomen dat deze dat verzoek alleen heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen en dat het objectief noodzakelijk en evenredig is de maatregel van bewaring te handhaven.
(cf. punten 60, 62, 63, dictum 2)