Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CJ0533

    Samenvatting van het arrest

    Court reports – general

    Zaak C‑533/11

    Europese Commissie

    tegen

    Koninkrijk België

    „Niet-nakoming — Richtlijn 91/271/EEG — Behandeling van stedelijk afvalwater — Arrest van Hof waarbij niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-uitvoering — Artikel 260 VWEU — Financiële sancties — Oplegging van forfaitaire som of dwangsom”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 17 oktober 2013

    1. Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld – Termijn voor uitvoering – Referentiedatum voor beoordeling van bestaan van niet-nakoming

      (Art. 228, lid 2, EG; art. 260, lid 1, VWEU)

    2. Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van verplichting om arrest uit te voeren – Financiële sancties – Oplegging van forfaitaire som – Voorstellen en richtsnoeren van de Commissie – Invloed – Beoordelingsvrijheid van Hof – Beoordelingscriteria

      (Art. 260, lid 2, VWEU)

    3. Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van verplichting om arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Veroordeling tot betaling – Voorwaarde – Voortduren van niet-nakoming tot aan uitspraak van arrest

      (Art. 260, lid 2, VWEU)

    4. Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van verplichting om arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Vaststelling van bedrag – Criteria

      (Art. 260, lid 2, VWEU)

    5. Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van verplichting om arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Vaststelling van bedrag – Degressieve dwangsom

      (Art. 260, lid 2, VWEU; richtlijn 91/271 van de Raad)

    1.  De referentiedatum voor de beoordeling van het bestaan van een niet‑nakoming in de zin van artikel 260, lid 1, VWEU is het einde van de termijn die is gesteld in het met redenen omkleed advies dat krachtens die bepaling is uitgebracht. Wanneer de procedure wegens niet-nakoming echter op grond van artikel 228, lid 2, EG is ingesteld, geldt als referentiedatum voor de beoordeling van het bestaan van een niet‑nakoming het einde van de termijn die is gesteld in het met redenen omkleed advies dat is uitgebracht vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, namelijk 1 december 2009.

      (cf. punt 32)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 51‑61)

    3.  De oplegging van een dwangsom aan een lidstaat die de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, is in beginsel slechts gerechtvaardigd indien de niet-nakoming bestaande in de niet-uitvoering van een eerder arrest, voortduurt tot aan het onderzoek van de feiten door het Hof. Indien op de datum van de terechtzitting nog niet alle maatregelen zijn genomen welke nodig zijn voor de uitvoering van het eerdere arrest, is de veroordeling van die lidstaat tot betaling van een dwangsom een passend financieel middel om ervoor te zorgen dat het eerdere arrest volledig wordt uitgevoerd.

      In geval van een gestage voortgang naar een volledige uitvoering van het eerdere arrest is het echter niet uitgesloten dat op de dag van de uitspraak van het arrest houdende vaststelling van de niet-nakoming, het eerdere arrest volledig is uitgevoerd. De dwangsom wordt dan ook slechts opgelegd voor het geval dat op de datum van de uitspraak van het arrest houdende vaststelling van die niet-nakoming, de niet-nakoming nog steeds voortduurt.

      (cf. punten 64‑67)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 68, 69)

    5.  Gelet op het feit dat het leveren van het bewijs dat aan richtlijn 91/271 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater is voldaan, enige tijd kan vergen en om in voorkomend geval rekening te houden met de vooruitgang die is geboekt door de lidstaat die de krachtens de artikelen 3 en 5 van die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, moet het daadwerkelijke bedrag van de dwangsom aan het einde van elk tijdvak van zes maanden worden berekend door het totaal betreffende dat tijdvak te verminderen met een percentage dat overeenkomt met de verhouding van het aantal inwonerequivalenten dat aan het einde van dat tijdvak in overeenstemming is gebracht met het arrest houdende vaststelling van de niet-nakoming, tot het aantal inwonerequivalenten dat niet in overeenstemming is met het arrest houdende oplegging van de dwangsom op de datum van de uitspraak ervan.

      (cf. punten 73, 74 en dictum 3)

    Top

    Zaak C‑533/11

    Europese Commissie

    tegen

    Koninkrijk België

    „Niet-nakoming — Richtlijn 91/271/EEG — Behandeling van stedelijk afvalwater — Arrest van Hof waarbij niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-uitvoering — Artikel 260 VWEU — Financiële sancties — Oplegging van forfaitaire som of dwangsom”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 17 oktober 2013

    1. Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld — Termijn voor uitvoering — Referentiedatum voor beoordeling van bestaan van niet-nakoming

      (Art. 228, lid 2, EG; art. 260, lid 1, VWEU)

    2. Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van verplichting om arrest uit te voeren — Financiële sancties — Oplegging van forfaitaire som — Voorstellen en richtsnoeren van de Commissie — Invloed — Beoordelingsvrijheid van Hof — Beoordelingscriteria

      (Art. 260, lid 2, VWEU)

    3. Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van verplichting om arrest uit te voeren — Financiële sancties — Dwangsom — Veroordeling tot betaling — Voorwaarde — Voortduren van niet-nakoming tot aan uitspraak van arrest

      (Art. 260, lid 2, VWEU)

    4. Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van verplichting om arrest uit te voeren — Financiële sancties — Dwangsom — Vaststelling van bedrag — Criteria

      (Art. 260, lid 2, VWEU)

    5. Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van verplichting om arrest uit te voeren — Financiële sancties — Dwangsom — Vaststelling van bedrag — Degressieve dwangsom

      (Art. 260, lid 2, VWEU; richtlijn 91/271 van de Raad)

    1.  De referentiedatum voor de beoordeling van het bestaan van een niet‑nakoming in de zin van artikel 260, lid 1, VWEU is het einde van de termijn die is gesteld in het met redenen omkleed advies dat krachtens die bepaling is uitgebracht. Wanneer de procedure wegens niet-nakoming echter op grond van artikel 228, lid 2, EG is ingesteld, geldt als referentiedatum voor de beoordeling van het bestaan van een niet‑nakoming het einde van de termijn die is gesteld in het met redenen omkleed advies dat is uitgebracht vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, namelijk 1 december 2009.

      (cf. punt 32)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 51‑61)

    3.  De oplegging van een dwangsom aan een lidstaat die de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, is in beginsel slechts gerechtvaardigd indien de niet-nakoming bestaande in de niet-uitvoering van een eerder arrest, voortduurt tot aan het onderzoek van de feiten door het Hof. Indien op de datum van de terechtzitting nog niet alle maatregelen zijn genomen welke nodig zijn voor de uitvoering van het eerdere arrest, is de veroordeling van die lidstaat tot betaling van een dwangsom een passend financieel middel om ervoor te zorgen dat het eerdere arrest volledig wordt uitgevoerd.

      In geval van een gestage voortgang naar een volledige uitvoering van het eerdere arrest is het echter niet uitgesloten dat op de dag van de uitspraak van het arrest houdende vaststelling van de niet-nakoming, het eerdere arrest volledig is uitgevoerd. De dwangsom wordt dan ook slechts opgelegd voor het geval dat op de datum van de uitspraak van het arrest houdende vaststelling van die niet-nakoming, de niet-nakoming nog steeds voortduurt.

      (cf. punten 64‑67)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 68, 69)

    5.  Gelet op het feit dat het leveren van het bewijs dat aan richtlijn 91/271 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater is voldaan, enige tijd kan vergen en om in voorkomend geval rekening te houden met de vooruitgang die is geboekt door de lidstaat die de krachtens de artikelen 3 en 5 van die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, moet het daadwerkelijke bedrag van de dwangsom aan het einde van elk tijdvak van zes maanden worden berekend door het totaal betreffende dat tijdvak te verminderen met een percentage dat overeenkomt met de verhouding van het aantal inwonerequivalenten dat aan het einde van dat tijdvak in overeenstemming is gebracht met het arrest houdende vaststelling van de niet-nakoming, tot het aantal inwonerequivalenten dat niet in overeenstemming is met het arrest houdende oplegging van de dwangsom op de datum van de uitspraak ervan.

      (cf. punten 73, 74 en dictum 3)

    Top