Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CJ0532

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-532/11

    Susanne Leichenich

    tegen

    Ansbert Peffekoven en Ingo Horeis

    (verzoek van het Oberlandesgericht Köln om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 77/388/EEG — Btw — Vrijstellingen — Artikel 13, B, sub b — Verpachting en verhuur van onroerende goederen — Woonboot zonder eigen aandrijving die permanent aan rivieroever ligt — Verhuur van woonboot met bijbehorende aanlegsteiger, grond en water — Uitsluitend bestemd om duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek — Eén enkele prestatie”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 15 november 2012

    1. Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in de Zesde richtlijn – Vrijstelling van verhuur van onroerend goed – Begrip – Verhuur van permanent aangemeerde woonboot, met bijbehorende ligplaats en aanlegsteiger, die uitsluitend bestemd is om duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek – Daaronder begrepen

      (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, B, sub b)

    2. Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in de Zesde richtlijn – Vrijstelling van verhuur van onroerend goed – Uitzondering voor verhuur van parkeerruimte voor voertuigen – Begrip voertuig – Permanent aangemeerde woonboot, met bijbehorende ligplaats en aanlegsteiger, die uitsluitend bestemd is om duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek – Daarvan uitgesloten

      (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, B, sub b, punt 2)

    1.  Artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting moet aldus worden uitgelegd dat het begrip verpachting en verhuur van onroerende goederen de verhuur omvat van een woonboot, met de bijbehorende ligplaats en aanlegsteiger, die aan de oever en de bodem van een rivier is vastgemaakt met kabels die niet gemakkelijk kunnen worden losgemaakt, op een afgebakende en identificeerbare ligplaats in het rivierwater ligt en blijkens de bewoordingen van de huurovereenkomst uitsluitend bestemd is om aldaar duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek. Die verhuur is één enkele vrijgestelde prestatie waarbij geen onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen de verhuur van de woonboot en de verhuur van de aanlegsteiger.

      (cf. punt 29, dictum 1)

    2.  Een met de bijbehorende ligplaats en aanlegsteiger verhuurde woonboot die aan de oever en de bodem van een rivier is vastgemaakt met kabels die niet gemakkelijk kunnen worden losgemaakt, op een afgebakende en identificeerbare ligplaats in het rivierwater ligt en blijkens de bewoordingen van de huurovereenkomst uitsluitend bestemd is om aldaar duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek, is geen voertuig in de zin van artikel 13, B, sub b, punt 2, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting.

      Het is niet de aanvankelijke bestemming van een zaak, maar de concrete en actuele functie ervan die van belang is. De aanvankelijke bestemming van een zaak kan immers niet garanderen dat, wat de belasting over de toegevoegde waarde betreft, deze zaak voorgoed een bepaalde behandeling krijgt, ook al wordt het feitelijke gebruik ervan gewijzigd.

      De functie van een dergelijke woonboot is vanuit het oogpunt van het beginsel van fiscale neutraliteit vergelijkbaar met die van een gebouw dat als restaurant wordt gebruikt en zich aan land in de nabijheid van de woonboot bevindt. Het restaurant/discotheek op deze woonboot staat dus in economisch opzicht in concurrentie met soortgelijke inrichtingen die zich in vast met de grond verbonden gebouwen bevinden.

      (cf. punten 33, 36, 37, dictum 2)

    Top

    Zaak C-532/11

    Susanne Leichenich

    tegen

    Ansbert Peffekoven en Ingo Horeis

    (verzoek van het Oberlandesgericht Köln om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 77/388/EEG — Btw — Vrijstellingen — Artikel 13, B, sub b — Verpachting en verhuur van onroerende goederen — Woonboot zonder eigen aandrijving die permanent aan rivieroever ligt — Verhuur van woonboot met bijbehorende aanlegsteiger, grond en water — Uitsluitend bestemd om duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek — Eén enkele prestatie”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 15 november 2012

    1. Harmonisatie van de belastingwetgeving — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — Vrijstellingen voorzien in de Zesde richtlijn — Vrijstelling van verhuur van onroerend goed — Begrip — Verhuur van permanent aangemeerde woonboot, met bijbehorende ligplaats en aanlegsteiger, die uitsluitend bestemd is om duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek — Daaronder begrepen

      (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, B, sub b)

    2. Harmonisatie van de belastingwetgeving — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — Vrijstellingen voorzien in de Zesde richtlijn — Vrijstelling van verhuur van onroerend goed — Uitzondering voor verhuur van parkeerruimte voor voertuigen — Begrip voertuig — Permanent aangemeerde woonboot, met bijbehorende ligplaats en aanlegsteiger, die uitsluitend bestemd is om duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek — Daarvan uitgesloten

      (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, B, sub b, punt 2)

    1.  Artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting moet aldus worden uitgelegd dat het begrip verpachting en verhuur van onroerende goederen de verhuur omvat van een woonboot, met de bijbehorende ligplaats en aanlegsteiger, die aan de oever en de bodem van een rivier is vastgemaakt met kabels die niet gemakkelijk kunnen worden losgemaakt, op een afgebakende en identificeerbare ligplaats in het rivierwater ligt en blijkens de bewoordingen van de huurovereenkomst uitsluitend bestemd is om aldaar duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek. Die verhuur is één enkele vrijgestelde prestatie waarbij geen onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen de verhuur van de woonboot en de verhuur van de aanlegsteiger.

      (cf. punt 29, dictum 1)

    2.  Een met de bijbehorende ligplaats en aanlegsteiger verhuurde woonboot die aan de oever en de bodem van een rivier is vastgemaakt met kabels die niet gemakkelijk kunnen worden losgemaakt, op een afgebakende en identificeerbare ligplaats in het rivierwater ligt en blijkens de bewoordingen van de huurovereenkomst uitsluitend bestemd is om aldaar duurzaam te worden gebruikt als restaurant/discotheek, is geen voertuig in de zin van artikel 13, B, sub b, punt 2, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting.

      Het is niet de aanvankelijke bestemming van een zaak, maar de concrete en actuele functie ervan die van belang is. De aanvankelijke bestemming van een zaak kan immers niet garanderen dat, wat de belasting over de toegevoegde waarde betreft, deze zaak voorgoed een bepaalde behandeling krijgt, ook al wordt het feitelijke gebruik ervan gewijzigd.

      De functie van een dergelijke woonboot is vanuit het oogpunt van het beginsel van fiscale neutraliteit vergelijkbaar met die van een gebouw dat als restaurant wordt gebruikt en zich aan land in de nabijheid van de woonboot bevindt. Het restaurant/discotheek op deze woonboot staat dus in economisch opzicht in concurrentie met soortgelijke inrichtingen die zich in vast met de grond verbonden gebouwen bevinden.

      (cf. punten 33, 36, 37, dictum 2)

    Top