Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CJ0221

    Samenvatting van het arrest

    Court reports – general

    Zaak C‑221/11

    Leyla Ecem Demirkan

    tegen

    Bundesrepublik Deutschland

    (verzoek van het Oberverwaltungsgericht Berlin-Brandenburg om een prejudiciële beslissing)

    „Associatieovereenkomst EEG-Turkije — Aanvullend Protocol — Artikel 41, lid 1 — Standstillclausule — Visumplicht voor toegang tot lidstaat — Vrij verrichten van diensten — Recht van Turks staatsburger om zich naar lidstaat te begeven om er familielid te bezoeken en om er potentieel diensten te ontvangen”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 24 september 2013

    1. Vrij verkeer van personen – Vrij verrichten van diensten – Draagwijdte – Passieve dienstverrichting – Daaronder begrepen

      (Art. 56 VWEU)

    2. Internationale overeenkomsten – Associatieovereenkomst EEG-Turkije – Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Standstill-bepaling van artikel 41, lid 1, van Aanvullend Protocol – Rechtstreekse werking

      (Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EEG-Turkije, art. 41, lid 1)

    3. Internationale overeenkomsten – Associatieovereenkomst EEG-Turkije – Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Standstill-bepaling van artikel 41, lid 1, van Aanvullend Protocol – Draagwijdte – Recht om lidstaat binnen te komen om daar diensten te ontvangen (passieve dienstverrichting) – Daarvan uitgesloten

      (Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EEG-Turkije, art. 41, lid 1)

    1.  De bij artikel 56 VWEU aan de staatsburgers van de lidstaten en dus aan de burgers van de Unie verleende vrijheid van dienstverrichting omvat de passieve vrijheid van dienstverrichting, te weten de vrijheid van de ontvangers van diensten om zich met het oog daarop naar een andere lidstaat te begeven zonder daarbij door beperkingen te worden gehinderd. Als personen te wier behoeve een dienst wordt verricht, zijn dus mede te beschouwen toeristen alsmede zij die geneeskundige behandeling behoeven en zij die voor studie of zaken op reis gaan.

      (cf. punten 35, 36)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 38, 40)

    3.  Het begrip „vrij verrichten van diensten” in artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol, op 23 november 1970 te Brussel ondertekend, en namens de Gemeenschap gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij verordening nr. 2760/72, moet in die zin worden uitgelegd dat het niet de vrijheid van Turkse staatsburgers omvat om zich als ontvangers van diensten naar een lidstaat te begeven om daar een dienst te ontvangen.

      In dit verband bestaan er tussen de Associatieovereenkomst en het Aanvullend Protocol daarbij, enerzijds, en het Verdrag, anderzijds, verschillen, met name vanwege de band tussen het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van personen binnen de Unie. In het bijzonder vertonen het doel van artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol en de context van deze bepaling fundamentele verschillen ten opzichte van die van artikel 56 VWEU, met name met betrekking tot de toepasbaarheid van deze bepalingen op ontvangers van diensten.

      In de eerste plaats heeft de associatie EEG-Turkije een louter economische doelstelling, daar deze er in hoofdzaak toe strekt bij te dragen tot de economische ontwikkeling van Turkije. Daarentegen is de ontwikkeling van de economische vrijheden om een vrij verkeer van personen van algemene aard mogelijk te maken dat vergelijkbaar zou zijn met het vrije verkeer dat ingevolge artikel 21 VWEU voor burgers van de Unie geldt, niet het doel van de Associatieovereenkomst. Een algemeen beginsel van vrij verkeer van personen tussen Turkije en de Unie is immers geenszins voorzien in deze overeenkomst en het aanvullend protocol daarbij en evenmin in besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie, dat uitsluitend het vrije verkeer van werknemers betreft. De Associatieovereenkomst verzekert overigens het genot van bepaalde rechten alleen op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst. Dus enkel voor zover de standstillclausule het logische uitvloeisel vormt van de uitoefening van een economische activiteit, kan zij betrekking hebben op de voorwaarden voor toegang en verblijf van Turkse staatsburgers op het grondgebied van de lidstaten.

      In de tweede plaats roept een standstillclausule als die van artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol op zich geen rechten in het leven. Het betreft dus een bepaling die verbiedt dat er na een bepaalde datum nieuwe beperkende maatregelen worden ingevoerd.

      (cf. punten 49, 50, 53, 55, 58, 62 en dictum)

    Top

    Zaak C‑221/11

    Leyla Ecem Demirkan

    tegen

    Bundesrepublik Deutschland

    (verzoek van het Oberverwaltungsgericht Berlin-Brandenburg om een prejudiciële beslissing)

    „Associatieovereenkomst EEG-Turkije — Aanvullend Protocol — Artikel 41, lid 1 — Standstillclausule — Visumplicht voor toegang tot lidstaat — Vrij verrichten van diensten — Recht van Turks staatsburger om zich naar lidstaat te begeven om er familielid te bezoeken en om er potentieel diensten te ontvangen”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 24 september 2013

    1. Vrij verkeer van personen — Vrij verrichten van diensten — Draagwijdte — Passieve dienstverrichting — Daaronder begrepen

      (Art. 56 VWEU)

    2. Internationale overeenkomsten — Associatieovereenkomst EEG-Turkije — Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Standstill-bepaling van artikel 41, lid 1, van Aanvullend Protocol — Rechtstreekse werking

      (Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EEG-Turkije, art. 41, lid 1)

    3. Internationale overeenkomsten — Associatieovereenkomst EEG-Turkije — Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Standstill-bepaling van artikel 41, lid 1, van Aanvullend Protocol — Draagwijdte — Recht om lidstaat binnen te komen om daar diensten te ontvangen (passieve dienstverrichting) — Daarvan uitgesloten

      (Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EEG-Turkije, art. 41, lid 1)

    1.  De bij artikel 56 VWEU aan de staatsburgers van de lidstaten en dus aan de burgers van de Unie verleende vrijheid van dienstverrichting omvat de passieve vrijheid van dienstverrichting, te weten de vrijheid van de ontvangers van diensten om zich met het oog daarop naar een andere lidstaat te begeven zonder daarbij door beperkingen te worden gehinderd. Als personen te wier behoeve een dienst wordt verricht, zijn dus mede te beschouwen toeristen alsmede zij die geneeskundige behandeling behoeven en zij die voor studie of zaken op reis gaan.

      (cf. punten 35, 36)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 38, 40)

    3.  Het begrip „vrij verrichten van diensten” in artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol, op 23 november 1970 te Brussel ondertekend, en namens de Gemeenschap gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij verordening nr. 2760/72, moet in die zin worden uitgelegd dat het niet de vrijheid van Turkse staatsburgers omvat om zich als ontvangers van diensten naar een lidstaat te begeven om daar een dienst te ontvangen.

      In dit verband bestaan er tussen de Associatieovereenkomst en het Aanvullend Protocol daarbij, enerzijds, en het Verdrag, anderzijds, verschillen, met name vanwege de band tussen het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van personen binnen de Unie. In het bijzonder vertonen het doel van artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol en de context van deze bepaling fundamentele verschillen ten opzichte van die van artikel 56 VWEU, met name met betrekking tot de toepasbaarheid van deze bepalingen op ontvangers van diensten.

      In de eerste plaats heeft de associatie EEG-Turkije een louter economische doelstelling, daar deze er in hoofdzaak toe strekt bij te dragen tot de economische ontwikkeling van Turkije. Daarentegen is de ontwikkeling van de economische vrijheden om een vrij verkeer van personen van algemene aard mogelijk te maken dat vergelijkbaar zou zijn met het vrije verkeer dat ingevolge artikel 21 VWEU voor burgers van de Unie geldt, niet het doel van de Associatieovereenkomst. Een algemeen beginsel van vrij verkeer van personen tussen Turkije en de Unie is immers geenszins voorzien in deze overeenkomst en het aanvullend protocol daarbij en evenmin in besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie, dat uitsluitend het vrije verkeer van werknemers betreft. De Associatieovereenkomst verzekert overigens het genot van bepaalde rechten alleen op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst. Dus enkel voor zover de standstillclausule het logische uitvloeisel vormt van de uitoefening van een economische activiteit, kan zij betrekking hebben op de voorwaarden voor toegang en verblijf van Turkse staatsburgers op het grondgebied van de lidstaten.

      In de tweede plaats roept een standstillclausule als die van artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol op zich geen rechten in het leven. Het betreft dus een bepaling die verbiedt dat er na een bepaalde datum nieuwe beperkende maatregelen worden ingevoerd.

      (cf. punten 49, 50, 53, 55, 58, 62 en dictum)

    Top