Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CJ0139

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-139/11

    Joan Cuadrench Moré

    tegen

    Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV

    (verzoek van de Audiencia Provincial de Barcelona om een prejudiciële beslissing)

    „Luchtvervoer — Compensatie en bijstand aan passagiers — Instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vlucht — Beroepstermijn”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 22 november 2012

    Vervoer – Luchtvervoer – Verordening nr. 261/2004 – Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten – Recht op compensatie voor passagiers van deze vluchten – Beroepstermijn – Toepassing van nationaal recht inzake verjaring van vorderingen

    (Verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5 en 7; verordening nr. 2027/97 van de Raad; Verdrag van Montreal van 1999, art. 35)

    Verordening nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten moet aldus worden uitgelegd dat de termijn waarbinnen vorderingen tot betaling van de in de artikelen 5 en 7 van deze verordening bedoelde compensatie moeten worden ingesteld, wordt bepaald overeenkomstig de voorschriften van elke lidstaat betreffende de verjaring van vorderingen.

    Aangezien die verordening daarover niets bepaalt en een Unieregeling ontbreekt, staat het aan het nationale recht van elke lidstaat om de procesregels vast te stellen voor rechtsvorderingen die ertoe strekken de rechten te beschermen die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen, voor zover die regels het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel eerbiedigen.

    Aan deze vaststelling kan niet worden afgedaan door het feit dat artikel 29 van het op 12 oktober 1929 te Warschau ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer en artikel 35 van het op 28 mei 1999 te Montreal gesloten Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer voorzien in een verjaringstermijn van twee jaar voor vorderingen tot schadevergoeding uit hoofde van de door deze verdragen toegekende rechten. De in de artikelen 5 en 7 van verordening nr. 261/2004 bedoelde compensatiemaatregel valt immers buiten de werkingssfeer van die verdragen. De daarin vastgestelde verjaringsregel is dus niet toepasselijk op vorderingen die met name op grond van de artikelen 5 en 7 van verordening nr. 261/2004 zijn ingesteld.

    Verordening nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen had overigens uitsluitend tot doel een aantal bepalingen van het verdrag van Warschau te vervangen door bepalingen die meer bescherming bieden aan passagiers die bij een vliegtuigongeval betrokken zijn, zonder echter de toepassing uit te sluiten van de overige bepalingen, waaronder met name de in artikel 29 van dat verdrag vastgestelde regels voor het instellen van een vordering tot schadevergoeding. Verordening nr. 261/2004 voorziet daarentegen in een stelsel van gestandaardiseerde en onmiddellijke schadevergoeding voor het ongemak dat wordt veroorzaakt door vertraging of annulering van een vlucht, dat een stadium regelt dat voorafgaat aan dat waarop het verdrag van Montreal betrekking heeft en dus losstaat van de uit laatstgenoemd verdrag voortvloeiende regeling.

    (cf. punten 24-29, 32, 33 en dictum)

    Top

    Zaak C-139/11

    Joan Cuadrench Moré

    tegen

    Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV

    (verzoek van de Audiencia Provincial de Barcelona om een prejudiciële beslissing)

    „Luchtvervoer — Compensatie en bijstand aan passagiers — Instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vlucht — Beroepstermijn”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 22 november 2012

    Vervoer — Luchtvervoer — Verordening nr. 261/2004 — Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten — Recht op compensatie voor passagiers van deze vluchten — Beroepstermijn — Toepassing van nationaal recht inzake verjaring van vorderingen

    (Verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5 en 7; verordening nr. 2027/97 van de Raad; Verdrag van Montreal van 1999, art. 35)

    Verordening nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten moet aldus worden uitgelegd dat de termijn waarbinnen vorderingen tot betaling van de in de artikelen 5 en 7 van deze verordening bedoelde compensatie moeten worden ingesteld, wordt bepaald overeenkomstig de voorschriften van elke lidstaat betreffende de verjaring van vorderingen.

    Aangezien die verordening daarover niets bepaalt en een Unieregeling ontbreekt, staat het aan het nationale recht van elke lidstaat om de procesregels vast te stellen voor rechtsvorderingen die ertoe strekken de rechten te beschermen die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen, voor zover die regels het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel eerbiedigen.

    Aan deze vaststelling kan niet worden afgedaan door het feit dat artikel 29 van het op 12 oktober 1929 te Warschau ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer en artikel 35 van het op 28 mei 1999 te Montreal gesloten Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer voorzien in een verjaringstermijn van twee jaar voor vorderingen tot schadevergoeding uit hoofde van de door deze verdragen toegekende rechten. De in de artikelen 5 en 7 van verordening nr. 261/2004 bedoelde compensatiemaatregel valt immers buiten de werkingssfeer van die verdragen. De daarin vastgestelde verjaringsregel is dus niet toepasselijk op vorderingen die met name op grond van de artikelen 5 en 7 van verordening nr. 261/2004 zijn ingesteld.

    Verordening nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen had overigens uitsluitend tot doel een aantal bepalingen van het verdrag van Warschau te vervangen door bepalingen die meer bescherming bieden aan passagiers die bij een vliegtuigongeval betrokken zijn, zonder echter de toepassing uit te sluiten van de overige bepalingen, waaronder met name de in artikel 29 van dat verdrag vastgestelde regels voor het instellen van een vordering tot schadevergoeding. Verordening nr. 261/2004 voorziet daarentegen in een stelsel van gestandaardiseerde en onmiddellijke schadevergoeding voor het ongemak dat wordt veroorzaakt door vertraging of annulering van een vlucht, dat een stadium regelt dat voorafgaat aan dat waarop het verdrag van Montreal betrekking heeft en dus losstaat van de uit laatstgenoemd verdrag voortvloeiende regeling.

    (cf. punten 24-29, 32, 33 en dictum)

    Top