This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CJ0015
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie — Toetredingsprotocol van 2005 — Bulgarije — Toegang tot arbeidsmarkt van Bulgaarse studenten tijdens overgangsperiode — Strengere voorwaarden dan die van richtlijn 2004/114 — Ontoelaatbaarheid
(Toetredingsprotocol van 2005, bijlage VI, punt 1, lid 2, eerste alinea, en punt 14; richtlijn 2004/114 van de Raad)
2. Harmonisatie van wetgevingen — Toelating van onderdanen van derde landen met oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk — Richtlijn 2004/114 — Nationale regelgeving die voor afgifte van tewerkstellingsvergunning een stelselmatig onderzoek van arbeidsmarkt vereist — Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 2004/114 van de Raad, art. 17)
1. Punt 14 van afdeling 1 van bijlage VI bij het protocol betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat de voorwaarden voor de toegang van Bulgaarse studenten tot de arbeidsmarkt, vanaf 12 januari 2007 en tot en met het verstrijken van de in punt 1, lid 2, eerste alinea, van dezelfde bijlage VI neergelegde overgangsperiode, niet strenger mogen zijn dan de voorwaarden die zijn genoemd in richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 januari 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk.
Bulgaarse onderdanen hebben na de ommekomst van de aan de lidstaten toegekende termijn om richtlijn 2004/114 om te zetten, te weten sinds 12 januari 2007, immers recht op toegang tot de arbeidsmarkt onder voorwaarden die niet strenger waren dan de voorwaarden van richtlijn 2004/114 voor onderdanen van derde landen. Wanneer aan een student die onderdaan is van een derde land toegang tot de arbeidsmarkt van een lidstaat moet worden verleend volgens de modaliteiten van richtlijn 2004/114, dient een dergelijke toegang aan een Bulgaarse student dus te worden verleend onder voorwaarden die minstens even gunstig zijn en dient laatstgenoemde bovendien voorrang te krijgen boven een student die onderdaan is van een derde land.
(cf. punten 31, 35-36, dictum 1)
2. Een nationale regeling die bepaalt dat een stelselmatig onderzoek van de arbeidsmarkt dient te worden verricht en dat een tewerkstellingsvergunning slechts mag worden verleend indien voor de beschikbare arbeidsplaats die door de buitenlander zal worden bezet, geen eigen onderdaan of een op de arbeidsmarkt beschikbare vreemdeling voorhanden is die bereid en in staat is om deze functie uit te oefenen, houdt voor Bulgaarse onderdanen, vanaf 12 januari 2007 en tot en met het verstrijken van de in bijlage VI van het protocol betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie neergelegde overgangsperiode, een strengere behandeling in dan de behandeling die onderdanen van derde landen genieten krachtens richtlijn 2004/114 betreffende de voorwaarden voor toelating van onderdanen van derde landen met oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk.
Een dergelijke nationale regeling is dus niet verenigbaar met richtlijn 2004/114, met name met artikel 17 ervan, nu in het kader van dit onderzoek rekening moet worden gehouden met de situatie op de arbeidsmarkt zonder dat het bestaan van een uitzonderlijke situatie hoeft te worden aangetoond die rechtvaardigt dat rekening wordt gehouden met die situatie.
Met betrekking tot de bepaling van de nationale regeling die de afgifte van een tewerkstellingsvergunning aan onderdanen van derde landen ingeval het voor de administratieve regio’s van de betrokken lidstaat vastgelegde maximumaantal tewerkgestelde vreemdelingen is overschreden, niet alleen afhankelijk stelt van een stelselmatig onderzoek naar de situatie op en de evolutie van de arbeidsmarkt maar tevens van de toepassing van bijkomende voorwaarden, volstaat het te preciseren dat aangezien richtlijn 2004/114 zich tegen een dergelijk stelselmatig onderzoek verzet, zij a fortiori nationale maatregelen uitsluit die verder gaan dan dit onderzoek.
(cf. punten 43-45, dictum 2)
Zaak C-15/11
Leopold Sommer
tegen
Landesgeschäftsstelle des Arbeitsmarktservice Wien
[verzoek van het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) om een prejudiciële beslissing]
„Toetreding van nieuwe lidstaten — Republiek Bulgarije — Regeling van lidstaat die verlening van tewerkstellingsvergunning voor Bulgaarse onderdanen afhankelijk stelt van onderzoek van situatie op arbeidsmarkt — Richtlijn 2004/114/EG — Voorwaarden voor toelating van onderdanen van derde landen met oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk”
Samenvatting van het arrest
Toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie – Toetredingsprotocol van 2005 – Bulgarije – Toegang tot arbeidsmarkt van Bulgaarse studenten tijdens overgangsperiode – Strengere voorwaarden dan die van richtlijn 2004/114 – Ontoelaatbaarheid
(Toetredingsprotocol van 2005, bijlage VI, punt 1, lid 2, eerste alinea, en punt 14; richtlijn 2004/114 van de Raad)
Harmonisatie van wetgevingen – Toelating van onderdanen van derde landen met oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk – Richtlijn 2004/114 – Nationale regelgeving die voor afgifte van tewerkstellingsvergunning een stelselmatig onderzoek van arbeidsmarkt vereist – Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 2004/114 van de Raad, art. 17)
Punt 14 van afdeling 1 van bijlage VI bij het protocol betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat de voorwaarden voor de toegang van Bulgaarse studenten tot de arbeidsmarkt, vanaf 12 januari 2007 en tot en met het verstrijken van de in punt 1, lid 2, eerste alinea, van dezelfde bijlage VI neergelegde overgangsperiode, niet strenger mogen zijn dan de voorwaarden die zijn genoemd in richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 januari 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk.
Bulgaarse onderdanen hebben na de ommekomst van de aan de lidstaten toegekende termijn om richtlijn 2004/114 om te zetten, te weten sinds 12 januari 2007, immers recht op toegang tot de arbeidsmarkt onder voorwaarden die niet strenger waren dan de voorwaarden van richtlijn 2004/114 voor onderdanen van derde landen. Wanneer aan een student die onderdaan is van een derde land toegang tot de arbeidsmarkt van een lidstaat moet worden verleend volgens de modaliteiten van richtlijn 2004/114, dient een dergelijke toegang aan een Bulgaarse student dus te worden verleend onder voorwaarden die minstens even gunstig zijn en dient laatstgenoemde bovendien voorrang te krijgen boven een student die onderdaan is van een derde land.
(cf. punten 31, 35-36, dictum 1)
Een nationale regeling die bepaalt dat een stelselmatig onderzoek van de arbeidsmarkt dient te worden verricht en dat een tewerkstellingsvergunning slechts mag worden verleend indien voor de beschikbare arbeidsplaats die door de buitenlander zal worden bezet, geen eigen onderdaan of een op de arbeidsmarkt beschikbare vreemdeling voorhanden is die bereid en in staat is om deze functie uit te oefenen, houdt voor Bulgaarse onderdanen, vanaf 12 januari 2007 en tot en met het verstrijken van de in bijlage VI van het protocol betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie neergelegde overgangsperiode, een strengere behandeling in dan de behandeling die onderdanen van derde landen genieten krachtens richtlijn 2004/114 betreffende de voorwaarden voor toelating van onderdanen van derde landen met oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk.
Een dergelijke nationale regeling is dus niet verenigbaar met richtlijn 2004/114, met name met artikel 17 ervan, nu in het kader van dit onderzoek rekening moet worden gehouden met de situatie op de arbeidsmarkt zonder dat het bestaan van een uitzonderlijke situatie hoeft te worden aangetoond die rechtvaardigt dat rekening wordt gehouden met die situatie.
Met betrekking tot de bepaling van de nationale regeling die de afgifte van een tewerkstellingsvergunning aan onderdanen van derde landen ingeval het voor de administratieve regio’s van de betrokken lidstaat vastgelegde maximumaantal tewerkgestelde vreemdelingen is overschreden, niet alleen afhankelijk stelt van een stelselmatig onderzoek naar de situatie op en de evolutie van de arbeidsmarkt maar tevens van de toepassing van bijkomende voorwaarden, volstaat het te preciseren dat aangezien richtlijn 2004/114 zich tegen een dergelijk stelselmatig onderzoek verzet, zij a fortiori nationale maatregelen uitsluit die verder gaan dan dit onderzoek.
(cf. punten 43-45, dictum 2)