Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0577

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-577/10

    Europese Commissie

    tegen

    Koninkrijk België

    „Niet-nakoming — Artikel 56 VWEU — Vrij verrichten van diensten — Nationale regeling volgens welke op in andere lidstaten gevestigde zelfstandige dienstverrichters verplichting tot voorafgaande melding rust — Strafsancties — Belemmering van vrij verrichten van diensten — Objectief gerechtvaardigd verschil in behandeling — Dwingende vereisten van algemeen belang — Voorkoming van fraude — Bestrijding van oneerlijke mededinging — Bescherming van zelfstandigen — Evenredigheid”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 december 2012

    1. Beroep wegens niet-nakoming – Bewijs van niet-nakoming – Bewijslast rustend op de Commissie – Vermoedens – Ontoelaatbaarheid – Beroep betreffende inhoud en toepassing van nationale bepaling die door betrokken lidstaat niet worden betwist – Voldoen aan bewijsvereisten

      (Art. 258 VWEU)

    2. Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Verbod – Omvang

      (Art. 56 VWEU)

    3. Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Detachering van zelfstandigen – Verplichting tot voorafgaande melding uitsluitend voor in andere lidstaten gevestigde dienstverrichters – Rechtvaardiging op grond van dwingende vereisten van algemeen belang – Voorkoming van fraude, bestrijding van oneerlijke concurrentie en evenredigheid – Ontoelaatbaarheid

      (Art. 56 VWEU)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 34, 35)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 38)

    3.  Een lidstaat komt de krachtens artikel 56 VWEU op hem rustende verplichtingen niet na door een nationale regeling vast te stellen die in een andere lidstaat gevestigde zelfstandige dienstverrichters verplicht om vóór de uitoefening van hun activiteit in de betrokken lidstaat een voorafgaande melding te doen.

      Een nationale regeling op een gebied dat op het niveau van de Unie niet is geharmoniseerd, die zonder onderscheid geldt voor iedere persoon of onderneming die op het grondgebied van de betrokken lidstaat werkzaam is, kan ondanks het feit dat zij tot een beperking van de vrijheid van dienstverrichting leidt, gerechtvaardigd zijn voor zover zij beantwoordt aan een dwingende reden van algemeen belang en dat belang niet reeds wordt gewaarborgd door de regels die voor de dienstverrichter gelden in de lidstaat waar hij is gevestigd, en zij geschikt is om de verwezenlijking van het gestelde doel te waarborgen en niet verder gaat dan ter bereiking van dat doel noodzakelijk is.

      Hoewel de doelstelling van bestrijding van fraude, met name sociale fraude, en van voorkoming van misbruik, met name van schijnzelfstandigheid en zwartwerk, kan samenhangen met de doelstelling van vrijwaring van het financiële evenwicht van de socialezekerheidsstelsels, van voorkoming van oneerlijke concurrentie en sociale dumping alsmede van de bescherming van de werkenden, daaronder begrepen zelfstandige dienstverrichters, kan een algemeen vermoeden van fraude niet volstaan als rechtvaardiging voor een maatregel die aan de doelstellingen van het VWEU afbreuk doet en staat het aan de betrokken lidstaat om concludent te rechtvaardigen in welke opzicht de betrokken regeling niet verder gaat dan noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken.

      (cf. punten 44, 45, 53, 55, 57 en dictum)

    Top

    Zaak C-577/10

    Europese Commissie

    tegen

    Koninkrijk België

    „Niet-nakoming — Artikel 56 VWEU — Vrij verrichten van diensten — Nationale regeling volgens welke op in andere lidstaten gevestigde zelfstandige dienstverrichters verplichting tot voorafgaande melding rust — Strafsancties — Belemmering van vrij verrichten van diensten — Objectief gerechtvaardigd verschil in behandeling — Dwingende vereisten van algemeen belang — Voorkoming van fraude — Bestrijding van oneerlijke mededinging — Bescherming van zelfstandigen — Evenredigheid”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 december 2012

    1. Beroep wegens niet-nakoming — Bewijs van niet-nakoming — Bewijslast rustend op de Commissie — Vermoedens — Ontoelaatbaarheid — Beroep betreffende inhoud en toepassing van nationale bepaling die door betrokken lidstaat niet worden betwist — Voldoen aan bewijsvereisten

      (Art. 258 VWEU)

    2. Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Verbod — Omvang

      (Art. 56 VWEU)

    3. Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Detachering van zelfstandigen — Verplichting tot voorafgaande melding uitsluitend voor in andere lidstaten gevestigde dienstverrichters — Rechtvaardiging op grond van dwingende vereisten van algemeen belang — Voorkoming van fraude, bestrijding van oneerlijke concurrentie en evenredigheid — Ontoelaatbaarheid

      (Art. 56 VWEU)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 34, 35)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 38)

    3.  Een lidstaat komt de krachtens artikel 56 VWEU op hem rustende verplichtingen niet na door een nationale regeling vast te stellen die in een andere lidstaat gevestigde zelfstandige dienstverrichters verplicht om vóór de uitoefening van hun activiteit in de betrokken lidstaat een voorafgaande melding te doen.

      Een nationale regeling op een gebied dat op het niveau van de Unie niet is geharmoniseerd, die zonder onderscheid geldt voor iedere persoon of onderneming die op het grondgebied van de betrokken lidstaat werkzaam is, kan ondanks het feit dat zij tot een beperking van de vrijheid van dienstverrichting leidt, gerechtvaardigd zijn voor zover zij beantwoordt aan een dwingende reden van algemeen belang en dat belang niet reeds wordt gewaarborgd door de regels die voor de dienstverrichter gelden in de lidstaat waar hij is gevestigd, en zij geschikt is om de verwezenlijking van het gestelde doel te waarborgen en niet verder gaat dan ter bereiking van dat doel noodzakelijk is.

      Hoewel de doelstelling van bestrijding van fraude, met name sociale fraude, en van voorkoming van misbruik, met name van schijnzelfstandigheid en zwartwerk, kan samenhangen met de doelstelling van vrijwaring van het financiële evenwicht van de socialezekerheidsstelsels, van voorkoming van oneerlijke concurrentie en sociale dumping alsmede van de bescherming van de werkenden, daaronder begrepen zelfstandige dienstverrichters, kan een algemeen vermoeden van fraude niet volstaan als rechtvaardiging voor een maatregel die aan de doelstellingen van het VWEU afbreuk doet en staat het aan de betrokken lidstaat om concludent te rechtvaardigen in welke opzicht de betrokken regeling niet verder gaat dan noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken.

      (cf. punten 44, 45, 53, 55, 57 en dictum)

    Top