Zaak C-509/10

Josef Geistbeck en Thomas Geistbeck

tegen

Saatgut-Treuhandverwaltungs GmbH

(verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

„Intellectuele en industriële eigendom — Communautair kwekersrecht — Verordening (EG) nr. 2100/94 — Landbouwersvoorrecht — Begrip ‚passende vergoeding’ — Vergoeding van geleden schade — Inbreuk”

Samenvatting van het arrest

1. Landbouw — Eenvormige wettelijke regelingen — Kwekersrecht — Artikel 94, lid 1, van verordening nr. 2100/94 — Vaststelling van passende vergoeding verschuldigd door landbouwer die teeltmateriaal van beschermd ras heeft gebruikt zonder op hem rustende verplichtingen na te komen — Berekeningsgrondslag

   (Verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 14, lid 3, en 94, lid 1; verordeningen van de Commissie nr. 1768/95, art. 8, en nr. 2605/98)

2. Landbouw — Eenvormige wettelijke regelingen — Kwekersrecht — Artikel 94, lid 1, van verordening nr. 2100/94 — Vaststelling van passende vergoeding verschuldigd door landbouwer die teeltmateriaal van beschermd ras heeft gebruikt zonder op hem rustende verplichtingen na te komen — Berekening

   (Verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 94, lid 1)

1.  De „passende vergoeding” die krachtens artikel 94, lid 1, van verordening nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht dient te worden betaald door een landbouwer die door aanplanting verkregen teeltmateriaal van een beschermd ras heeft gebruikt zonder de verplichtingen na te komen die op hem rusten krachtens artikel 14, lid 3, van deze verordening, gelezen in samenhang met artikel 8 van verordening nr. 1768/95 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening nr. 2100/94, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2605/98, moet worden berekend op basis van het bedrag van de vergoeding die in hetzelfde gebied moet worden betaald voor het in licentie produceren van teeltmateriaal van beschermde rassen van het betrokken gewas.

   (cf. punt 43 en dictum)

2.  De betaling van een vergoeding voor de kosten die zijn gemaakt voor het toezicht op de eerbiediging van de rechten van de houder van een kwekersrecht, kan niet worden opgenomen in de berekening van de „passende vergoeding” bedoeld in artikel 94, lid 1, van verordening nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht.

   (cf. punt 51 en dictum)