This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CJ0465
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Intrekking van financiële bijstand wegens onregelmatigheden – Verplichting tot terugvordering – Rechtsgrondslag
(Verordeningen van de Raad nr. 2052/88, art. 7, lid 1, en nr. 4253/88, art. 23, lid 1, derde streepje; richtlijn 92/50 van de Raad)
2. Eigen middelen van Europese Unie – Verordening betreffende bescherming van financiële belangen van Unie – Onregelmatigheid – Begrip
(Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 1; richtlijn 92/50 van de Raad)
3. Eigen middelen van Europese Unie – Verordening betreffende bescherming van financiële belangen van Unie – Voortdurende onregelmatigheid – Verjaringstermijn – Stuitingshandeling
(Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 3, lid 1, tweede en derde alinea; richtlijn 92/50 van de Raad)
4. Eigen middelen van Europese Unie – Verordening betreffende bescherming van financiële belangen van Unie – Vervolging van onregelmatigheden – Verjaringstermijn
(Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 3, lid 3)
1. Artikel 23, lid 1, derde streepje, van verordening nr. 4253/88 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van verordening nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2082/93, juncto artikel 7, lid 1, van verordening nr. 2052/88 betreffende de taken van de fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de coördinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2081/93, vormt een rechtsgrondslag voor de terugvordering door de nationale autoriteiten bij de begunstigde van het volledige bedrag van een subsidie uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, zonder dat een bevoegdheidsattributie naar nationaal recht noodzakelijk is, op grond dat deze begunstigde, in zijn hoedanigheid van aanbestedende dienst in de zin van richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, zoals gewijzigd bij richtlijn 93/36, niet heeft voldaan aan de voorschriften van deze richtlijn inzake het plaatsen van een overheidsopdracht voor dienstverlening met betrekking tot de uitvoering van de actie waarvoor deze begunstigde deze subsidie had ontvangen.
(cf. punt 41, dictum 1)
2. De schending door een aanbestedende dienst die een subsidie uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ontvangt, van de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten van richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, zoals gewijzigd bij richtlijn 93/36, bij de gunning van de opdracht voor de uitvoering van de gesubsidieerde actie vormt een onregelmatigheid in de zin van artikel 1 van verordening nr. 2988/95 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, ook al kon de bevoegde nationale instantie bij de toekenning van deze subsidie niet onkundig zijn van het feit dat de begunstigde reeds had beslist aan welke dienstverlener hij de uitvoering van de gesubsidieerde actie zou opdragen.
(cf. punt 49, dictum 2)
3. Voor zover de begunstigde van een subsidie uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, in zijn hoedanigheid van aanbestedende dienst, de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten van richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, zoals gewijzigd bij richtlijn 93/36, niet heeft nageleefd bij de gunning van de opdracht voor de uitvoering van de gesubsidieerde actie:
- moet de onregelmatigheid worden beschouwd als een voortdurende onregelmatigheid in de zin van artikel 3, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 2988/95 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, en bijgevolg gaat de verjaringstermijn van vier jaar van deze bepaling voor de terugvordering van de ten onrechte aan deze begunstigde toegekende subsidie in op de dag waarop de uitvoering van de onrechtmatig geplaatste overheidsopdracht is voltooid;
- vormt de toezending aan de begunstigde van de subsidie van een controleverslag waarin de schending van de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten wordt vastgesteld en de nationale instantie wordt aangespoord om dienovereenkomstig de uitgekeerde bedragen terug te vorderen, een voldoende nauwkeurige handeling tot onderzoek of vervolging van de „onregelmatigheid” in de zin van artikel 3, lid 1, derde alinea, van verordening nr. 2988/95.
(cf. punt 62, dictum 3)
4. Het evenredigheidsbeginsel staat eraan in de weg staat dat de lidstaten, wanneer zij gebruikmaken van de hun bij artikel 3, lid 3, van verordening nr. 2988/95 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen geboden mogelijkheid, een verjaringstermijn van dertig jaar toepassen op de terugvordering van een ten onrechte uit de begroting van de Unie verkregen voordeel.
Gelet op de doelstelling van bescherming van de financiële belangen van de Unie, in verband waarmee de wetgever van de Unie van mening was dat een verjaringstermijn van vier, en zelfs drie, jaar als zodanig volstond voor de vervolging door de nationale autoriteiten van een onregelmatigheid die deze financiële belangen schendt en kan leiden tot een maatregel zoals de terugvordering van een ten onrechte verkregen voordeel, blijkt immers dat het toekennen aan deze autoriteiten van een termijn van dertig jaar verder gaat dan noodzakelijk is voor een zorgvuldig bestuur.
(cf. punten 65‑66, dictum 4)