This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CJ0393
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Zaak C-393/10
Dermod Patrick O’Brien
tegen
Ministry of Justice, voorheen Department for Constitutional Affairs,
(verzoek van de Supreme Court of the United Kingdom om een prejudiciële beslissing)
„Raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid — Begrip ‚deeltijdwerkers die werken uit hoofde van arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding’ — Deeltijdrechters met dagvergoeding — Weigering om ouderdomspensioen toe te kennen”
Samenvatting van het arrest
Sociale politiek — Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake deeltijdarbeid — Richtlijn 97/81 — Werkingssfeer
(Richtlijn 97/81 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, bijlage, clausule 2, punt 1)
Sociale politiek — Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake deeltijdarbeid — Richtlijn 97/81
(Richtlijn 97/81 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, bijlage, clausule 4, punt 1)
Het Unierecht moet in die zin worden uitgelegd dat het aan de lidstaten staat om het begrip „werkers die werken uit hoofde van een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding” in clausule 2, punt 1, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, te definiëren, en met name te bepalen of rechters onder dit begrip vallen, op voorwaarde dat dit er niet toe leidt dat deze categorie van personen willekeurig wordt uitgesloten van de bij richtlijn 97/81, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, en die raamovereenkomst verleende bescherming. Een uitsluiting van deze bescherming kan slechts worden aanvaard indien de verhouding die rechters met de bevoegde nationale autoriteit verbindt, naar de aard ervan wezenlijk anders is dan die welke werkers die naar nationaal recht in de categorie werknemers vallen, aan hun werkgevers bindt.
In dit verband volstaat het enkele feit dat rechters worden aangemerkt als dragers van een rechterlijk ambt, als zodanig niet om hen uit te sluiten van de in die raamovereenkomst verankerde rechten.
Bovendien doet de omstandigheid dat voor rechters ambtsvoorschriften zouden gelden en dat zij zouden kunnen worden aangemerkt als werkers in de zin van clausule 2, punt 1, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, niet af aan het beginsel van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en aan de bevoegdheid van de lidstaten om te voorzien in een bijzonder statuut voor de leden van de rechterlijke macht.
(cf. punten 41, 47, 51, dictum 1)
De raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, moet in die zin worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat het nationale recht met het oog op de toegang tot het ouderdomspensioenstelsel onderscheid maakt tussen voltijdrechters en deeltijdrechters met een dagvergoeding, tenzij objectieve redenen een dergelijk verschil in behandeling rechtvaardigen, hetgeen de nationale rechter dient te beoordelen.
In dit verband moet het begrip „objectieve redenen” in de zin van clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid aldus worden begrepen dat het niet toestaat een verschil in behandeling tussen deeltijdwerkers en voltijdwerkers te rechtvaardigen met het feit dat dit verschil is vastgelegd in een algemene, abstracte regeling. Dit begrip verlangt integendeel dat de betrokken ongelijke behandeling beantwoordt aan een werkelijke behoefte, dat de nagestreefde doelstelling daarmee kan worden verwezenlijkt en dat zij daartoe noodzakelijk is.
(cf. punten 64, 67, dictum 2)
Zaak C-393/10
Dermod Patrick O’Brien
tegen
Ministry of Justice, voorheen Department for Constitutional Affairs,
(verzoek van de Supreme Court of the United Kingdom om een prejudiciële beslissing)
„Raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid — Begrip ‚deeltijdwerkers die werken uit hoofde van arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding’ — Deeltijdrechters met dagvergoeding — Weigering om ouderdomspensioen toe te kennen”
Samenvatting van het arrest
Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake deeltijdarbeid – Richtlijn 97/81 – Werkingssfeer
(Richtlijn 97/81 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, bijlage, clausule 2, punt 1)
Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake deeltijdarbeid – Richtlijn 97/81
(Richtlijn 97/81 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, bijlage, clausule 4, punt 1)
Het Unierecht moet in die zin worden uitgelegd dat het aan de lidstaten staat om het begrip „werkers die werken uit hoofde van een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding” in clausule 2, punt 1, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, te definiëren, en met name te bepalen of rechters onder dit begrip vallen, op voorwaarde dat dit er niet toe leidt dat deze categorie van personen willekeurig wordt uitgesloten van de bij richtlijn 97/81, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, en die raamovereenkomst verleende bescherming. Een uitsluiting van deze bescherming kan slechts worden aanvaard indien de verhouding die rechters met de bevoegde nationale autoriteit verbindt, naar de aard ervan wezenlijk anders is dan die welke werkers die naar nationaal recht in de categorie werknemers vallen, aan hun werkgevers bindt.
In dit verband volstaat het enkele feit dat rechters worden aangemerkt als dragers van een rechterlijk ambt, als zodanig niet om hen uit te sluiten van de in die raamovereenkomst verankerde rechten.
Bovendien doet de omstandigheid dat voor rechters ambtsvoorschriften zouden gelden en dat zij zouden kunnen worden aangemerkt als werkers in de zin van clausule 2, punt 1, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, niet af aan het beginsel van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en aan de bevoegdheid van de lidstaten om te voorzien in een bijzonder statuut voor de leden van de rechterlijke macht.
(cf. punten 41, 47, 51, dictum 1)
De raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23, moet in die zin worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat het nationale recht met het oog op de toegang tot het ouderdomspensioenstelsel onderscheid maakt tussen voltijdrechters en deeltijdrechters met een dagvergoeding, tenzij objectieve redenen een dergelijk verschil in behandeling rechtvaardigen, hetgeen de nationale rechter dient te beoordelen.
In dit verband moet het begrip „objectieve redenen” in de zin van clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid aldus worden begrepen dat het niet toestaat een verschil in behandeling tussen deeltijdwerkers en voltijdwerkers te rechtvaardigen met het feit dat dit verschil is vastgelegd in een algemene, abstracte regeling. Dit begrip verlangt integendeel dat de betrokken ongelijke behandeling beantwoordt aan een werkelijke behoefte, dat de nagestreefde doelstelling daarmee kan worden verwezenlijkt en dat zij daartoe noodzakelijk is.
(cf. punten 64, 67, dictum 2)