EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0357

Samenvatting van het arrest

Gevoegde zaken C-357/10 tot en met C-359/10

Duomo Gpa Srl e.a.

tegen

Comune di Baranzate

en

Comune di Venegono Inferiore

(verzoeken van het Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia om een prejudiciële beslissing)

„Artikelen 3 EG, 10 EG, 43 EG, 49 EG en 81 EG — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Richtlijn 2006/123/EG — Artikelen 15 en 16 — Concessie voor verrichten van diensten van vereffening, vaststelling en inning van belastingen en andere inkomsten van lokale overheden — Nationale wettelijke regeling — Minimaal maatschappelijk kapitaal — Verplichting”

Samenvatting van het arrest

  1. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Verdragsbepalingen – Respectieve werkingssfeer – Criteria

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  2. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Nationale regeling waarbij bepaalde eisen worden gesteld aan marktdeelnemers die belastingen van lokale overheden willen vereffenen, vaststellen en innen – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging door redenen van algemeen belang – Geen

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  1.  Bij de afbakening van de werkingssfeer van de beginselen van vrijheid van dienstverrichting respectievelijk vrijheid van vestiging dient te worden vastgesteld of de marktdeelnemer al dan niet is gevestigd in de lidstaat waarin hij de betrokken dienst aanbiedt. In deze context impliceert het begrip vestiging dat de marktdeelnemer op duurzame wijze diensten aanbiedt vanuit een vestiging in de lidstaat van bestemming. Daarentegen zijn alle diensten die niet op duurzame wijze vanuit een vestiging in de lidstaat van bestemming worden aangeboden, dienstverrichtingen als bedoeld in artikel 49 EG.

    Geen enkele bepaling van het Verdrag maakt het mogelijk om op abstracte wijze de duur of de frequentie te bepalen vanaf welke de verrichting van een dienst of van een bepaald soort dienst niet meer kan worden beschouwd als een dienstverrichting, zodat het begrip dienst in de zin van het Verdrag kan slaan op diensten van zeer verschillende aard, met inbegrip van diensten die gedurende een lange periode, zelfs meerdere jaren, worden verricht.

    Een nationale regeling waarbij bepaalde eisen worden gesteld aan marktdeelnemers die belastingen van lokale overheden willen vereffenen, vaststellen en innen, kan derhalve in beginsel binnen de werkingssfeer van zowel artikel 43 EG als artikel 49 EG vallen. Dit zou anders zijn indien lokale belastingen in de praktijk slechts kunnen worden geïnd indien gebruik wordt gemaakt van een vestiging op het nationale grondgebied van de lidstaat van bestemming. Voor zover nodig staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of dat het geval is.

    (cf. punten 30-33)

  2.  De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een bepaling op grond waarvan:

    marktdeelnemers, met uitzondering van vennootschappen waarin de overheid een meerderheidsbelang heeft, verplicht zijn om in voorkomend geval het minimale volgestorte kapitaal te verhogen tot tien miljoen EUR om gerechtigd te zijn tot vereffening, vaststelling en inning van belastingen en andere inkomsten van lokale overheden;

    gunning van deze diensten aan marktdeelnemers die niet aan dit vereiste van een minimaal maatschappelijk kapitaal voldoen, nietig is, en

    het deze marktdeelnemers verboden is nieuwe opdrachten te werven of aan aanbestedingen voor de plaatsing van deze diensten deel te nemen totdat zij hebben voldaan aan deze verplichting hun maatschappelijk kapitaal aan te passen.

    Een dergelijke verplichting beperkt immers de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor zover zij als voorwaarde stelt een minimaal maatschappelijk kapitaal te hebben, en zij voorts particuliere marktdeelnemers die de betrokken activiteiten willen uitoefenen, ertoe dwingt de vorm van een rechtspersoon aan te nemen. Aldus worden de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten door een dergelijke bepaling belemmerd of minder aantrekkelijk gemaakt.

    Bovendien omvat die bepaling beperkingen van de in de artikelen 43 EG en 49 EG neergelegde vrijheden die onevenredig en dus ongerechtvaardigd zijn, omdat zij veel verder gaat dan het doel van bescherming van de overheidsdienst tegen niet-nakoming door de concessiehouders.

    (cf. punten 38, 43, 45-46 en dictum)

Top

Gevoegde zaken C-357/10 tot en met C-359/10

Duomo Gpa Srl e.a.

tegen

Comune di Baranzate

en

Comune di Venegono Inferiore

(verzoeken van het Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia om een prejudiciële beslissing)

„Artikelen 3 EG, 10 EG, 43 EG, 49 EG en 81 EG — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Richtlijn 2006/123/EG — Artikelen 15 en 16 — Concessie voor verrichten van diensten van vereffening, vaststelling en inning van belastingen en andere inkomsten van lokale overheden — Nationale wettelijke regeling — Minimaal maatschappelijk kapitaal — Verplichting”

Samenvatting van het arrest

  1. Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Verdragsbepalingen — Respectieve werkingssfeer — Criteria

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  2. Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Nationale regeling waarbij bepaalde eisen worden gesteld aan marktdeelnemers die belastingen van lokale overheden willen vereffenen, vaststellen en innen — Ontoelaatbaarheid — Rechtvaardiging door redenen van algemeen belang — Geen

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  1.  Bij de afbakening van de werkingssfeer van de beginselen van vrijheid van dienstverrichting respectievelijk vrijheid van vestiging dient te worden vastgesteld of de marktdeelnemer al dan niet is gevestigd in de lidstaat waarin hij de betrokken dienst aanbiedt. In deze context impliceert het begrip vestiging dat de marktdeelnemer op duurzame wijze diensten aanbiedt vanuit een vestiging in de lidstaat van bestemming. Daarentegen zijn alle diensten die niet op duurzame wijze vanuit een vestiging in de lidstaat van bestemming worden aangeboden, dienstverrichtingen als bedoeld in artikel 49 EG.

    Geen enkele bepaling van het Verdrag maakt het mogelijk om op abstracte wijze de duur of de frequentie te bepalen vanaf welke de verrichting van een dienst of van een bepaald soort dienst niet meer kan worden beschouwd als een dienstverrichting, zodat het begrip dienst in de zin van het Verdrag kan slaan op diensten van zeer verschillende aard, met inbegrip van diensten die gedurende een lange periode, zelfs meerdere jaren, worden verricht.

    Een nationale regeling waarbij bepaalde eisen worden gesteld aan marktdeelnemers die belastingen van lokale overheden willen vereffenen, vaststellen en innen, kan derhalve in beginsel binnen de werkingssfeer van zowel artikel 43 EG als artikel 49 EG vallen. Dit zou anders zijn indien lokale belastingen in de praktijk slechts kunnen worden geïnd indien gebruik wordt gemaakt van een vestiging op het nationale grondgebied van de lidstaat van bestemming. Voor zover nodig staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of dat het geval is.

    (cf. punten 30-33)

  2.  De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een bepaling op grond waarvan:

    marktdeelnemers, met uitzondering van vennootschappen waarin de overheid een meerderheidsbelang heeft, verplicht zijn om in voorkomend geval het minimale volgestorte kapitaal te verhogen tot tien miljoen EUR om gerechtigd te zijn tot vereffening, vaststelling en inning van belastingen en andere inkomsten van lokale overheden;

    gunning van deze diensten aan marktdeelnemers die niet aan dit vereiste van een minimaal maatschappelijk kapitaal voldoen, nietig is, en

    het deze marktdeelnemers verboden is nieuwe opdrachten te werven of aan aanbestedingen voor de plaatsing van deze diensten deel te nemen totdat zij hebben voldaan aan deze verplichting hun maatschappelijk kapitaal aan te passen.

    Een dergelijke verplichting beperkt immers de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor zover zij als voorwaarde stelt een minimaal maatschappelijk kapitaal te hebben, en zij voorts particuliere marktdeelnemers die de betrokken activiteiten willen uitoefenen, ertoe dwingt de vorm van een rechtspersoon aan te nemen. Aldus worden de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten door een dergelijke bepaling belemmerd of minder aantrekkelijk gemaakt.

    Bovendien omvat die bepaling beperkingen van de in de artikelen 43 EG en 49 EG neergelegde vrijheden die onevenredig en dus ongerechtvaardigd zijn, omdat zij veel verder gaat dan het doel van bescherming van de overheidsdienst tegen niet-nakoming door de concessiehouders.

    (cf. punten 38, 43, 45-46 en dictum)

Top