Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0282

    Samenvatting van het arrest

    Court reports – general

    Zaak C-282/10

    Maribel Dominguez

    tegen

    Centre informatique du Centre Ouest Atlantique

    en

    Préfet de la région Centre

    [verzoek van de Cour de cassation (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

    „Sociale politiek — Richtlijn 2003/88/EG — Artikel 7 — Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon — Voorwaarde voor ontstaan van recht gesteld in nationale regeling — Afwezigheid van werknemer — Duur van recht op vakantie afhankelijk van aard van afwezigheid — Nationale regeling die in strijd is met richtlijn 2003/88 — Rol van nationale rechter”

    Samenvatting van het arrest

    1. Sociale politiek – Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers – Organisatie van arbeidstijd – Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon – Nationale regeling die aan jaarlijkse vakantie met behoud van loon voorwaarde koppelt dat werknemer in referentietijdvak gedurende minimumtijdvak daadwerkelijk heeft gewerkt

      (Richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 1)

    2. Sociale politiek – Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers – Organisatie van arbeidstijd – Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon – Richtlijn 2003/88 – Artikel 7, lid 1 – Verplichtingen en bevoegdheden van nationale rechter – Uitlegging van nationale regeling conform recht van Unie – Grenzen – Eventuele verplichting van betrokken lidstaat, schade die aan particulieren is berokkend doordat nationale bepaling indruist tegen recht van Unie, te vergoeden

      (Art. 4, lid 3, VEU; richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 1)

    3. Sociale politiek – Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers – Organisatie van arbeidstijd – Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon – Nationale bepaling op grond waarvan, afhankelijk van oorzaak van afwezigheid van werknemer, jaarlijkse vakantie met behoud van loon langer is dan of even lang is als minimumduur

      (Richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 1)

    1.  Artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan nationale bepalingen of praktijken op grond waarvan aan het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon de voorwaarde is gekoppeld dat de werknemer in het referentietijdvak minimaal tien dagen of een maand daadwerkelijk heeft gewerkt.

      Weliswaar mogen de lidstaten in hun interne regeling de voorwaarden voor de uitoefening en de tenuitvoerlegging van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon vastleggen, maar zij mogen het bestaan van dit recht niet van enigerlei voorwaarde afhankelijk stellen. De uitvoerings- en toepassingsmodaliteiten die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de voorschriften van richtlijn 93/104 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, gecodificeerd bij richtlijn 2003/88, kunnen dus bepaalde verschillen vertonen op het punt van de voorwaarden voor de uitoefening van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon, maar de lidstaten mogen op grond van deze richtlijn het ontstaan zelf van een uitdrukkelijk aan alle werknemers toegekend recht niet uitsluiten.

      (cf. punten 18-19, 21, dictum 1)

    2.  In het geval van een geschil tussen particulieren waarin het nationale recht indruist tegen artikel 7 van richtlijn 2003/88 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, dient de verwijzende rechterlijke instantie, met inachtneming van het gehele interne recht, inzonderheid de toepasselijke bepalingen van arbeidsrecht, en onder toepassing van de daarin erkende uitleggingsmethoden, teneinde de volle werking van genoemde bepaling te verzekeren en tot een oplossing te komen die in overeenstemming is met de daarmee nagestreefde doelstelling, te onderzoeken of zij tot een uitlegging van dat nationale recht kan komen op grond waarvan de afwezigheid van de werknemer wegens een ongeval op weg naar of van het werk kan worden gelijkgesteld met een van de gevallen bedoeld in de toepasselijke bepaling van nationaal arbeidsrecht.

      Indien een dergelijke uitlegging niet mogelijk is, dient de nationale rechter na te gaan of, gelet op de hoedanigheid rechtens van verweerders in het hoofdgeding, de rechtstreekse werking van artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88 jegens hen kan worden ingeroepen.

      Wanneer de nationale rechter het door dat artikel 7 voorgeschreven resultaat niet kan bereiken, kan de partij die benadeeld is doordat het nationale recht niet met het recht van de Unie strookt, zich niettemin beroepen op het arrest van 19 november 1991, Francovich e.a., C-6/90 en C-9/90, om in voorkomend geval vergoeding van de geleden schade te verkrijgen.

      (cf. punt 44, dictum 2)

    3.  Artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale bepaling op grond waarvan, afhankelijk van de oorzaak van de afwezigheid van de werknemer die met ziekteverlof is, de jaarlijkse vakantie met behoud van loon langer is dan of even lang is als de door deze richtlijn gewaarborgde minimumduur van vier weken.

      (cf. punt 50, dictum 3)

    Top