This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CJ0180
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Economische activiteiten in zin van artikel 12 van richtlijn 2006/112 – Begrip
(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 9, lid 1, 12, lid 1, en 295, lid 1, punt 3)
De levering van een bouwterrein moet worden beschouwd, krachtens de nationale wettelijke regeling van een lidstaat onderworpen te zijn aan de belasting over de toegevoegde waarde wanneer deze lidstaat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van artikel 12, lid 1, van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, ongeacht of de handeling duurzaam is en of de persoon die de levering heeft uitgevoerd, een activiteit als fabrikant, handelaar of dienstverrichter uitoefent, voor zover deze handeling niet de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht vormt.
Een natuurlijke persoon die een landbouwbedrijf heeft uitgeoefend op een terrein dat na een wijziging in de bestemmingsplannen buiten zijn wil om als nieuwe bestemming bouwgrond krijgt, moet niet als een belastingplichtige ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde in de zin van de artikelen 9, lid 1, en 12, lid 1, van richtlijn 2006/112 worden beschouwd wanneer hij dit terrein wenst te verkopen, op voorwaarde dat deze verkopen deel uitmaken van het beheer van zijn privévermogen.
Wanneer deze persoon echter met het oog op het sluiten van deze verkopen actief stappen onderneemt voor de verkoop van onroerend goed en daarbij middelen inzet die te vergelijken zijn met die welke worden aangewend door een fabrikant, handelaar of dienstverrichter in de zin van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2006/112, moet hij worden beschouwd als een persoon die een „economische activiteit” in de zin van dit artikel uitoefent, en bijgevolg als een belastingplichtige ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde.
Dat deze persoon een „forfaitair belaste landbouwer” is in de zin van artikel 295, lid 1, punt 3, van richtlijn 2006/112, is in dit opzicht van geen belang.
(cf. punt 49 en dictum)