Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0123

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Sociale politiek – Gelijke behandeling van mannen en vrouwen op gebied van sociale zekerheid – Materiële werkingssfeer van richtlijn 79/7 – Jaarlijkse aanpassing van ouderdomspensioenen – Daaronder begrepen

    (Richtlijn 79/7 van de Raad, art. 3, lid 1, en 4, lid 1)

    2. Sociale politiek – Gelijke behandeling van mannen en vrouwen op gebied van sociale zekerheid – Richtlijn 79/7 – Nationale regeling inzake jaarlijkse aanpassing van ouderdomspensioenen

    (Richtlijn 79/7 van de Raad, art. 4, lid 1)

    Samenvatting

    1. Artikel 3, lid 1, van richtlijn 79/7 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid moet in die zin worden uitgelegd dat een regeling van jaarlijkse aanpassing van een ouderdomspensioen binnen de werkingssfeer van die richtlijn, en derhalve onder het in artikel 4, lid 1, van die richtlijn vervatte verbod van discriminatie valt.

    Net als het pensioen zelf, strekt de latere aanpassing ervan er immers toe, personen die de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt te beschermen tegen de risico’s bij ouderdom, door te waarborgen dat zij kunnen beschikken over de nodige middelen die met name met het oog op hun behoeften als gepensioneerde noodzakelijk zijn.

    (cf. punten 44, 53, dictum 1)

    2. Artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een in een regeling van jaarlijkse aanpassing van ouderdomspensioenen vastgestelde nationale bepaling die tot gevolg heeft dat een aanzienlijk groter percentage vrouwelijke dan mannelijke gepensioneerden wordt uitgesloten van een uitzonderlijke verhoging van de pensioenen.

    Een verschil is groot genoeg om in dit verband een belangrijke aanwijzing te vormen, wanneer 75 % van de mannelijke gepensioneerden, doch slechts 43 % van de vrouwelijke gepensioneerden voor een dergelijke uitzonderlijke verhoging in aanmerking komt. Het staat aan de nationale rechter om, gelet op de aan hem overgelegde gegevens, die conclusie te trekken.

    Wanneer de nationale rechter in het kader van dat onderzoek tot de conclusie zou komen dat in feite een aanzienlijk hoger percentage vrouwelijke dan mannelijke gepensioneerden door de uitsluiting van de minimumpensioenen van een dergelijke uitzonderlijke verhoging kan zijn benadeeld, kan dit nadeel niet worden gerechtvaardigd door het feit dat vrouwen die hebben gewerkt, eerder van hun pensioen gaan genieten en gedurende langere tijd pensioen ontvangen of door de omstandigheid dat het normbedrag voor de compenserende toeslag ook voorwerp van een uitzonderlijke verhoging voor datzelfde jaar was.

    (cf. punten 60, 62-63, 68,104, dictum 2-3)

    Top