EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0007

Samenvatting van het arrest

Gevoegde zaken C-7/10 en C-9/10

Staatssecretaris van Justitie

tegen

Tayfun Kahveci en Osman Inan

[verzoeken van de Raad van State (Nederland) om een prejudiciële beslissing]

„Associatieovereenkomst EEG-Turkije — Verblijfsrecht — Gezinsleden van genaturaliseerde Turkse werknemer — Behoud van Turkse nationaliteit — Datum van naturalisatie”

Samenvatting van het arrest

Internationale overeenkomsten — Associatieovereenkomst EEG-Turkije — Associatieraad ingesteld bij associatieovereenkomst EEG-Turkije — Besluit nr. 1/80 — Gezinshereniging

(Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije, art. 7 en 14, lid 1)

Artikel 7 van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije moet in die zin moet worden uitgelegd dat de gezinsleden van een tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat behorende Turkse werknemer zich nog steeds op deze bepaling kunnen beroepen wanneer die werknemer, onder behoud van de Turkse nationaliteit, de nationaliteit van de lidstaat van ontvangst heeft verkregen.

Zowel uit de voorrang van het Unierecht als uit de rechtstreekse werking van een bepaling als artikel 7, eerste alinea, van genoemd besluit volgt immers dat een lidstaat niet bevoegd is om de draagwijdte van het stelsel van geleidelijke integratie van Turkse staatsburgers in de lidstaat van ontvangst eenzijdig te wijzigen, zodat deze lidstaat niet langer bevoegd is om maatregelen vast te stellen die een belemmering vormen voor de rechtspositie die het uit de associatieovereenkomst EEG-Turkije voortvloeiende recht dergelijke staatsburgers uitdrukkelijk toekent.

Derhalve biedt artikel 14, lid 1, van dat besluit het passende rechtskader om te beoordelen in hoeverre een Turkse staatsburger die strafrechtelijk is veroordeeld, via uitzetting uit de lidstaat van ontvangst de rechten kunnen worden ontnomen die hij rechtstreeks aan dat besluit ontleent.

In dit verband moeten de betrokken nationale autoriteiten het persoonlijke gedrag van degene die een strafbaar feit pleegt, en het actuele, reële en voldoende ernstige karakter van het gevaar dat hij voor de openbare orde en de openbare veiligheid oplevert, per geval beoordelen, en moeten zij ook zowel het evenredigheidsbeginsel als de grondrechten van de betrokkene eerbiedigen. Meer in het bijzonder is een uitzettingsmaatregel op basis van genoemd artikel 14, lid 1, enkel mogelijk indien het persoonlijke gedrag van de betrokkene wijst op een concreet gevaar voor nieuwe ernstige verstoringen van de openbare orde.

(cf. punten 37, 39-41 en dictum)

Top

Gevoegde zaken C-7/10 en C-9/10

Staatssecretaris van Justitie

tegen

Tayfun Kahveci en Osman Inan

[verzoeken van de Raad van State (Nederland) om een prejudiciële beslissing]

„Associatieovereenkomst EEG-Turkije — Verblijfsrecht — Gezinsleden van genaturaliseerde Turkse werknemer — Behoud van Turkse nationaliteit — Datum van naturalisatie”

Samenvatting van het arrest

Internationale overeenkomsten – Associatieovereenkomst EEG-Turkije – Associatieraad ingesteld bij associatieovereenkomst EEG-Turkije – Besluit nr. 1/80 – Gezinshereniging

(Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije, art. 7 en 14, lid 1)

Artikel 7 van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije moet in die zin moet worden uitgelegd dat de gezinsleden van een tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat behorende Turkse werknemer zich nog steeds op deze bepaling kunnen beroepen wanneer die werknemer, onder behoud van de Turkse nationaliteit, de nationaliteit van de lidstaat van ontvangst heeft verkregen.

Zowel uit de voorrang van het Unierecht als uit de rechtstreekse werking van een bepaling als artikel 7, eerste alinea, van genoemd besluit volgt immers dat een lidstaat niet bevoegd is om de draagwijdte van het stelsel van geleidelijke integratie van Turkse staatsburgers in de lidstaat van ontvangst eenzijdig te wijzigen, zodat deze lidstaat niet langer bevoegd is om maatregelen vast te stellen die een belemmering vormen voor de rechtspositie die het uit de associatieovereenkomst EEG-Turkije voortvloeiende recht dergelijke staatsburgers uitdrukkelijk toekent.

Derhalve biedt artikel 14, lid 1, van dat besluit het passende rechtskader om te beoordelen in hoeverre een Turkse staatsburger die strafrechtelijk is veroordeeld, via uitzetting uit de lidstaat van ontvangst de rechten kunnen worden ontnomen die hij rechtstreeks aan dat besluit ontleent.

In dit verband moeten de betrokken nationale autoriteiten het persoonlijke gedrag van degene die een strafbaar feit pleegt, en het actuele, reële en voldoende ernstige karakter van het gevaar dat hij voor de openbare orde en de openbare veiligheid oplevert, per geval beoordelen, en moeten zij ook zowel het evenredigheidsbeginsel als de grondrechten van de betrokkene eerbiedigen. Meer in het bijzonder is een uitzettingsmaatregel op basis van genoemd artikel 14, lid 1, enkel mogelijk indien het persoonlijke gedrag van de betrokkene wijst op een concreet gevaar voor nieuwe ernstige verstoringen van de openbare orde.

(cf. punten 37, 39-41 en dictum)

Top