EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CJ0357

Samenvatting van het arrest

Zaak C-357/09 PPU

Said Shamilovich Kadzoev (Huchbarov)

(verzoek van het Administrativen sad Sofia-grad om een prejudiciële beslissing)

„Visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met vrij verkeer van personen — Richtlijn 2008/115/EG — Terugkeer van staatsburgers van derde landen die illegaal op grondgebied verblijven — Artikel 15, leden 4 tot en met 6 — Termijn voor bewaring — Inaanmerkingneming van tijdvak waarin uitvoering van verwijderingsbeslissing is geschorst — Begrip ‚redelijk vooruitzicht op verwijdering’”

Standpuntbepaling van advocaat-generaal J. Mazák van 10 november 2009   I ‐ 11193

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 30 november 2009   I ‐ 11219

Samenvatting van het arrest

  1. Visa, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van staatsburgers van derde landen die illegaal op grondgebied verblijven – Bewaring met oog op verwijdering – Maximumduur – Berekening – Inaanmerkingneming van tijdvak van bewaring dat is vervuld in kader van verwijderingsprocedure die is ingeleid vóór regeling van richtlijn 2008/115 van kracht is geworden

    (Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15, leden 5 en 6)

  2. Visa, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van staatsburgers van derde landen die illegaal op grondgebied verblijven – Bewaring met oog op verwijdering – Maximumduur – Berekening – Niet-inaanmerkingneming van tijdvak dat is vervuld in inrichting voor tijdelijke plaatsing krachtens nationale en communautaire bepalingen betreffende asielzoekers

    (Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15)

  3. Visa, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van staatsburgers van derde landen die illegaal op grondgebied verblijven – Bewaring met oog op verwijdering – Maximumduur – Berekening – Verwijderingsbesluit waartegen beroep is ingesteld bij rechter – Inaanmerkingneming van tijdvak van bewaring dat is vervuld tijdens beroepsprocedure

    (Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15, leden 5 en 6)

  4. Visa, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van staatsburgers van derde landen die illegaal op grondgebied verblijven – Bewaring met oog op verwijdering – Rechterlijke toetsing – Maximumtermijn voor inbewaringstelling verstreken – Inaanmerkingneming door rechter van redelijke vooruitzichten op verwijdering – Uitgesloten

    (Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15, leden 4 en 6)

  5. Visa, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van staatsburgers van derde landen die illegaal op grondgebied verblijven – Bewaring met oog op verwijdering – Redelijk vooruitzicht op verwijdering – Begrip

    (Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15, leden 4, 5 en 6)

  6. Visa, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van staatsburgers van derde landen die illegaal op grondgebied verblijven – Bewaring met oog op verwijdering – Maximumtermijn voor inbewaringstelling verstreken – Mogelijkheid om vastgehouden persoon niet onmiddellijk vrij te laten – Geen

    (Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15, leden 4 en 6)

  1.  Artikel 15, leden 5 en 6, van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat de daarin voorziene maximumtermijn voor inbewaringstelling het tijdvak van bewaring moet omvatten dat is vervuld in het kader van een verwijderingsprocedure die is ingeleid vóór de regeling van deze richtlijn van kracht is geworden.

    (cf. punt 39, dictum 1)

  2.  Het tijdvak waarin een persoon in een inrichting voor tijdelijke plaatsing is geplaatst op grond van een beslissing die krachtens de nationale en communautaire bepalingen betreffende asielzoekers is genomen, mag niet worden beschouwd als bewaring met het oog op verwijdering in de zin van artikel 15 van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.

    De bewaring met het oog op verwijdering die in richtlijn 2008/115 wordt geregeld en de bewaring van een asielzoeker die met name krachtens de richtlijnen 2003/9 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en 2005/85 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, en de toepasselijke nationale bepalingen wordt gelast, vallen immers onder afzonderlijke rechtsregelingen.

    Indien een asielaanvrager onder een regeling inzake bewaring met het oog op verwijdering geplaatst blijft, terwijl asielprocedures lopen die zijn ingeleid na zijn asielaanvragen, moet het tijdvak van inbewaringstelling dat overeenstemt met het tijdvak waarin deze asielprocedures liepen, echter in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van het in artikel 15, leden 5 en 6, van richtlijn 2008/115 bedoelde tijdvak van bewaring met het oog op verwijdering.

    (cf. punten 45, 47-48, dictum 2)

  3.  Artikel 15, leden 5 en 6, van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat het tijdvak waarin de uitvoering van het verwijderingsbesluit was geschorst omdat de betrokkene tegen dit besluit beroep had ingesteld bij de rechter, in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het tijdvak van bewaring met het oog op verwijdering wanneer de betrokkene gedurende deze procedure verder in een inrichting voor tijdelijke plaatsing heeft verbleven.

    Indien dat niet het geval was, zou de duur van de bewaring met het oog op verwijdering immers van geval tot geval in eenzelfde lidstaat of tussen de lidstaten kunnen variëren, in voorkomend geval aanzienlijk, vanwege de bijzonderheden en de omstandigheden van de nationale gerechtelijke procedures, hetgeen in strijd zou zijn met de doelstelling van artikel 15, leden 5 en 6, van richtlijn 2008/115, te weten, te waarborgen dat voor alle lidstaten dezelfde maximumtermijn voor inbewaringstelling geldt.

    (cf. punten 54, 57, dictum 3)

  4.  Artikel 15, lid 4, van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat het geen toepassing vindt wanneer de mogelijkheden voor verlenging van de in artikel 15, lid 6, van die richtlijn voorziene termijnen voor inbewaringstelling zijn uitgeput op het tijdstip van de rechterlijke toetsing van de bewaring van de betrokkene.

    (cf. punt 62, dictum 4)

  5.  Artikel 15, lid 4, van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat alleen wanneer er een werkelijk vooruitzicht is dat de verwijdering kan slagen rekening houdend met de in artikel 15, leden 5 en 6, voorziene termijnen, sprake is van een redelijk vooruitzicht op verwijdering, en dat dit laatste vooruitzicht niet bestaat wanneer het weinig waarschijnlijk lijkt dat de betrokkene, gezien deze termijnen, in een derde land wordt opgevangen.

    (cf. punt 67, dictum 5)

  6.  Artikel 15, leden 4 en 6, van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de in deze richtlijn voorziene maximumtermijn voor inbewaringstelling is verstreken, op basis van dit artikel niet kan worden beslist om de betrokkene niet onmiddellijk vrij te laten op grond dat hij niet in het bezit is van geldige documenten, dat hij agressief is en dat hij niet beschikt over eigen bestaansmiddelen noch over een woning of middelen die de lidstaat daartoe verstrekt.

    (cf. punt 71, dictum 6)

Top