Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CJ0277

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting

    (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 17, lid 3, sub a)

    2. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting – Uitsluitingen van recht op aftrek

    (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 17, lid 3, sub a)

    Samenvatting

    1. Artikel 17, lid 3, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat een belastingplichtige de aftrek van de voorbelasting over de in deze lidstaat gedane aankoop van goederen niet mag weigeren wanneer deze goederen voor leasingactiviteiten in een andere lidstaat worden gebruikt, alleen omdat in laatstgenoemde lidstaat geen belasting over de toegevoegde waarde over de verrichte handelingen in een later stadium is betaald.

    Of er recht bestaat op aftrek van de voorbelasting die is voldaan over bepaalde handelingen die ten behoeve van andere in een andere lidstaat in een later stadium verrichte handelingen zijn verricht, hangt volgens dat artikel 17, lid 3, sub a, immers af van het antwoord op de vraag of dit recht op aftrek zou bestaan indien al deze handelingen in dezelfde lidstaat zouden zijn verricht. Een belastingplichtige kan, doordat een lidstaat wegens de kwalificatie van een handelstransactie geen belasting in een later stadium heeft geheven, bijgevolg niet het recht op aftrek van de in een andere lidstaat voldane voorbelasting worden ontzegd.

    (cf. punten 32, 42, 46, dictum 1)

    2. In omstandigheden waarin een in een lidstaat gevestigde vennootschap ervoor kiest om via haar in een andere lidstaat gevestigde dochteronderneming goederen te leasen aan een in eerstgenoemde lidstaat gevestigde derde vennootschap teneinde te vermijden dat over de vergoedingen voor deze handelingen belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is daar deze handelingen in eerstgenoemde lidstaat als in laatstgenoemde lidstaat verrichte leasingdiensten en in laatstgenoemde lidstaat als in eerstgenoemde lidstaat verrichte leveringen van goederen worden aangemerkt, staat het beginsel van verbod van misbruik niet in de weg aan het in artikel 17, lid 3, sub a, van richtlijn 77/388 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting erkende recht van aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde.

    Een belastingplichtige is immers in de regel vrij om die organisatorische structuren en modaliteiten van een transactie te kiezen welke hem het meest geschikt lijken om zijn economische activiteiten uit te oefenen en om de op hem rustende belastingdruk te verlichten. Een ondernemer kan zich bij zijn keuze tussen vrijgestelde en belaste handelingen laten leiden door een samenstel van factoren, waaronder fiscale overwegingen in verband met het objectieve stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. Wanneer een belastingplichtige kan kiezen tussen twee verschillende handelingen, heeft hij het recht om zijn activiteit zodanig te structureren dat de omvang van zijn belastingschuld beperkt blijft.

    (cf. punten 53‑55, dictum 2)

    Top