EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CJ0274

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Harmonisatie van wetgevingen – Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – Richtlijn 2004/18 – Overheidsopdracht voor diensten – Concessieovereenkomst voor diensten – Onderscheidingscriteria

(Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, leden 2, sub a en d, en 4)

2. Harmonisatie van wetgevingen – Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – Richtlijn 2004/18 – Concessieovereenkomst voor diensten – Begrip

(Art. 49 VWEU en 56 VWEU; richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, leden 2, sub d, en 4)

Samenvatting

1. Uit de vergelijking van de definities van overheidsopdracht voor diensten en concessieovereenkomst voor diensten die respectievelijk worden gegeven in lid 2, sub a en d, en lid 4 van artikel 1 van richtlijn 2004/18 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, volgt dat het verschil tussen een overheidsopdracht voor diensten en een concessieovereenkomst voor diensten is gelegen in de tegenprestatie voor de dienstverlening. De opdracht voor diensten behelst een tegenprestatie die, ook al is dit niet de enige tegenprestatie, door de aanbestedende dienst rechtstreeks aan de dienstverrichter wordt betaald, terwijl bij een concessieovereenkomst voor diensten de tegenprestatie voor de dienstverlening bestaat in het recht om de dienst te exploiteren, al dan niet gepaard gaande met een prijs.

In geval van een overeenkomst inzake het verrichten van diensten voldoet de omstandigheid dat de opdrachtnemer niet rechtstreeks door de aanbestedende dienst wordt vergoed, maar het recht heeft om vergoedingen van derden te innen, aan het door artikel 1, lid 4, van richtlijn 2004/18 voorgeschreven vereiste van een tegenprestatie. Ook al is de wijze van vergoeding dus een van de factoren die bepalend zijn voor de kwalificatie als concessieovereenkomst voor diensten, impliceert de concessieovereenkomst voor diensten dat de opdrachtnemer het aan de exploitatie van de betrokken diensten verbonden risico draagt, en de omstandigheid dat het aan de verlening van de dienst verbonden risico niet wordt overgedragen op de dienstverrichter, duidt erop dat de bedoelde transactie een overheidsopdracht voor diensten vormt en niet een concessieovereenkomst voor diensten. Voor de conclusie dat er sprake is van een concessieovereenkomst voor diensten, moet worden nagegaan of de overeengekomen wijze van vergoeding bestaat in het recht van de dienstverrichter om een dienst te exploiteren en impliceert dat deze het aan de exploitatie van de betrokken dienst verbonden risico draagt. Dit risico kan weliswaar van meet aan erg beperkt zijn, maar voor de kwalificatie als concessieovereenkomst voor diensten is vereist dat de aanbestedende dienst het op hem rustende risico in zijn geheel of althans voor een aanzienlijk deel overdraagt op de concessiehouder.

(cf. punten 24, 26, 29)

2. Artikel 1, leden 2, sub d, en 4, van richtlijn 2004/18 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de gekozen marktdeelnemer integraal wordt vergoed door andere subjecten dan de aanbestedende dienst die de overeenkomst inzake diensten van medische spoedhulp heeft gegund, en die marktdeelnemer een, zij het erg beperkt, exploitatierisico loopt, in het bijzonder wegens het feit dat de hoogte van de gebruiksvergoedingen voor de betrokken diensten afhangt van de uitkomst van jaarlijkse onderhandelingen met derden en hij niet is verzekerd van integrale dekking van de kosten die worden gemaakt in het kader van het beheer van zijn werkzaamheden conform de naar nationaal recht geformuleerde beginselen, die overeenkomst moet worden gekwalificeerd als „concessieovereenkomst voor diensten” in de zin van artikel 1, lid 4, van die richtlijn.

Dat de hoogte van de gebruiksvergoedingen niet eenzijdig wordt vastgesteld door de verrichter van diensten van medische spoedhulp, maar bij wege van overeenkomst met de socialezekerheidsorganen die zelf de hoedanigheid van aanbestedende dienst hebben, en dat die vergoedingen niet rechtstreeks door de gebruikers van die diensten aan de gekozen dienstverrichter worden betaald, maar in regelmatige deelbetalingen worden uitgekeerd door een centraal betalingsorgaan dat die vergoedingen moet innen en uitbetalen, doet hieraan niet af. Dit neemt namelijk niet weg dat alle vergoedingen van de dienstverrichter afkomstig zijn van andere subjecten dan de aanbestedende dienst die hem de opdracht heeft gegund.

In dit verband dienen, ook al vallen in de huidige stand van het recht van de Unie concessieovereenkomsten voor diensten niet binnen de werkingssfeer van een van de richtlijnen waarbij de wetgever van de Unie de materie van de overheidsopdrachten heeft geregeld, de openbare autoriteiten die dergelijke overeenkomsten sluiten, niettemin de fundamentele regels van het VWEU, met name de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU, en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting in acht te nemen, wanneer – wat de verwijzende rechter dient te beoordelen – de betrokken overeenkomst een zeker grensoverschrijdend belang vertoont.

(cf. punten 28, 48, 49 en dictum)

Top