EUR-Lex Ingång till EU-rätten

Tillbaka till EUR-Lex förstasida

Det här dokumentet är ett utdrag från EUR-Lex webbplats

Dokument 62009CJ0140

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen – Onderzoek van verenigbaarheid van steunmaatregel met gemeenschappelijke markt – Daarvan uitgesloten

(Art. 88 EG en 234 EG)

2. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Subsidies betaald aan onderneming belast met uitvoering van openbaredienstverplichtingen, krachtens nationale regeling die voorziet in betaling van voorschotten vóór goedkeuring van overeenkomst

(Art. 87 EG)

Samenvatting

1. Het Hof is niet bevoegd om uitspraak te doen over de verenigbaarheid van een nationale maatregel met het recht van de Unie. Het kan zich evenmin uitspreken over de verenigbaarheid van een staatssteun of een steunregeling met de gemeenschappelijke markt, aangezien de beoordeling van deze verenigbaarheid valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie, die daarbij onder toezicht van de rechter van de Unie staat. Het Hof is evenmin bevoegd om de feiten van het hoofdgeding te beoordelen of om de voorschriften van de Unie die het heeft uitgelegd, op nationale maatregelen of situaties toe te passen, aangezien dit tot de uitsluitende bevoegdheid van de nationale rechter behoort.

Het Hof is echter wel bevoegd om de verwijzende rechter alle uitleggingsgegevens met betrekking tot het recht van de Unie te verschaffen die deze in staat stellen de verenigbaarheid van een nationale maatregel met dat recht te beoordelen bij de beslechting van het bij hem aanhangige geding. Op het gebied van staatssteun kan het met name aan de verwijzende rechter de uitleggingsgegevens verstrekken die deze in staat stellen te bepalen of een nationale maatregel als staatssteun in de zin van het recht van de Unie kan worden aangemerkt.

(cf. punten 22, 24)

2. Het recht van de Unie moet aldus worden uitgelegd dat subsidies die worden betaald aan een onderneming die belast is met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen, krachtens een nationale wettelijke regeling die voorziet in de betaling van voorschotten vóór de goedkeuring van een overeenkomst, zonder dat vooraf precieze en beperkende criteria zijn vastgesteld, staatssteun vormen indien die subsidies het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan.

Wanneer een overheidsmaatregel moet worden beschouwd als een vergoeding voor de prestaties die de begunstigde ondernemingen hebben verricht om openbaredienstverplichtingen uit te voeren, zodat deze ondernemingen in werkelijkheid geen financieel voordeel ontvangen en die maatregel dus niet tot gevolg heeft dat deze ondernemingen in een gunstiger mededingingspositie worden geplaatst dan hun concurrenten, vormt een dergelijke maatregel geen staatssteun in de zin van het recht van de Unie. Opdat een dergelijke vergoeding in een concreet geval niet als staatssteun zou kunnen worden aangemerkt, moet evenwel aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

In de eerste plaats moet de onderneming die deze vergoeding ontvangt, daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en moeten deze verplichtingen duidelijk omschreven zijn. In de tweede plaats moeten de parameters op basis waarvan de vergoeding wordt berekend, vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld, om te vermijden dat de vergoeding een economisch voordeel bevat waardoor de ontvangende onderneming ten opzichte van concurrerende ondernemingen wordt begunstigd. In de derde plaats mag de vergoeding niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van deze verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken. In de vierde plaats moet de vergoeding zijn vastgesteld op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming die zodanig met de noodzakelijke middelen is uitgerust dat zij aan de vereisten van de openbare dienst kan voldoen, zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren, rekening houdend met de opbrengsten en een redelijke winst uit de uitvoering van deze verplichtingen.

Subsidies die niet volledig voldoen aan deze voorwaarden, kunnen niet ontsnappen aan de kwalificatie als staatssteun in de zin van het recht van de Unie. De omstandigheid dat zij zijn betaald bij wijze van voorschot, in afwachting van de goedkeuring van overeenkomsten die overigens pas vele jaren later zijn gesloten en in werking zijn getreden, is hierbij niet van belang. Die omstandigheid doet immers niets af aan het aan de begunstigde onderneming toegekende voordeel en aan de gevolgen die een dergelijk voordeel kan hebben voor de mededinging, aangezien aan geen der genoemde voorwaarden is voldaan.

De nationale rechter dient na te gaan of die subsidies het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen.

(cf. punten 35‑40, 44‑45, 52 en dictum)

Upp