EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CJ0071

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Procedure – Exceptie van litispendentie – Identiteit van partijen, voorwerp en middelen in twee beroepen – Intrekking door verzoeker van een van zijn beroepen – Verdwijnen van litispendentie

2. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Beschikking van Commissie houdende verbod van sectorale steunregeling

(Art. 230, vierde alinea, EG)

3. Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door Commissie – Onderzoek van steunregeling in haar geheel – Toelaatbaarheid

(Art. 87 EG en 88 EG)

4. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Verlening van voordeel aan begunstigden

(Art. 87, leden 1 en 3, EG)

5. Hogere voorziening – Middelen – Motivering van arrest waaruit schending van recht van Unie blijkt – Dictum op andere rechtsgronden gerechtvaardigd – Afwijzing

6. Steunmaatregelen van de staten – Beschikking van Commissie waarbij wordt vastgesteld dat steunregeling onverenigbaar is met gemeenschappelijke markt – Motiveringsplicht

(Art. 88, lid 2, EG)

7. Steunmaatregelen van de staten – Aantasting van mededinging – Ongunstige beïnvloeding van handelsverkeer tussen lidstaten – Omvang van op Commissie rustende bewijslast

(Art. 88 EG)

8. Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door Hof van beoordeling van bewijs – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 51, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 112, lid 1, eerste alinea, sub c)

9. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd – Steunmaatregelen die ontwikkeling van bepaalde streken beogen

(Art. 87, lid 3, sub c, EG)

Samenvatting

1. Wanneer een beroep niet-ontvankelijk is verklaard, houdt het geding dat uit dat beroep voortvloeide, dat aanhangig was, op te bestaan, zodat de situatie van litispendentie verdwijnt. Hetzelfde geldt wanneer het aanhangige geding verdwijnt omdat de verzoeker zijn beroep intrekt. Het belang, te voorkomen dat justitiabelen van deze mogelijkheid gebruik maken op een wijze die indruist tegen het beginsel van proceseconomie, vereist niet dat er zelfs ten aanzien van een beroep dat door de verzoeker is ingetrokken, een situatie van litispendentie blijft bestaan. Dit belang is immers genoegzaam beschermd door de veroordeling van de verzoeker in de kosten overeenkomstig artikel 69, lid 5, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof of artikel 87, lid 5, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

(cf. punten 31‑32)

2. In het kader van een beroep tot nietigverklaring worden de daadwerkelijk begunstigden van uit hoofde van een steunregeling toegekende individuele steun waarvan de Commissie de terugvordering heeft gelast, individueel geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG.

Het bevel tot terugvordering betreft immers reeds alle begunstigden van de betrokken regeling individueel, daar zij vanaf de vaststelling van de litigieuze beschikking zijn blootgesteld aan het risico dat de voordelen die zij hebben ontvangen, worden teruggevorderd, en aldus worden geraakt in hun rechtspositie. Deze begunstigden maken derhalve deel uit van een beperkte kring, zonder dat bijkomende voorwaarden, betreffende situaties waarin aan de beschikking van de Commissie geen bevel tot terugvordering is verbonden, behoeven te worden onderzocht. Voorts sluit de mogelijkheid dat de onwettig verklaarde voordelen naderhand niet worden teruggevorderd van de begunstigden, niet uit dat deze worden beschouwd individueel te zijn geraakt.

(cf. punten 53, 56)

3. In het geval van een steunprogramma behoeft de Commissie slechts de kenmerken van het betrokken programma te onderzoeken om in de gronden van de beschikking te kunnen beoordelen of dit programma op grond van de erin vastgestelde modaliteiten de begunstigden een merkbaar voordeel verschaft ten opzichte van hun concurrenten en naar zijn aard voornamelijk ten goede komt aan ondernemingen die deelnemen aan het intracommunautaire handelsverkeer. De Commissie hoeft dus in een beschikking die betrekking heeft op een dergelijk programma, geen analyse te maken van de steun die op basis van een dergelijke regeling in elk individueel geval is toegekend. Alleen bij de terugvordering van steun moet de individuele situatie van elke onderneming worden onderzocht.

Wanneer de Commissie zich op algemene en abstracte wijze uitlaat over een staatssteunregeling die zij onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaart, en terugvordering gelast van de uit hoofde van die regeling ontvangen bedragen, staat het immers aan de lidstaten om de individuele situatie van elk van de ondernemingen die door een dergelijke terugvorderingactie wordt geraakt, te verifiëren.

(cf. punten 63‑64, 130)

4. De redenen die ten grondslag liggen aan een steunmaatregel, volstaan niet om een dergelijke maatregel zonder meer van de kwalificatie als „steunmaatregel” in de zin van artikel 87 EG uit te sluiten. Lid 1 van deze bepaling maakt immers geen onderscheid op grond van de redenen of doeleinden van de maatregelen van de staten, maar definieert deze aan de hand van de gevolgen ervan.

De omstandigheid dat een lidstaat via unilaterale maatregelen de mededingingsvoorwaarden in een bepaalde economische sector probeert aan te passen aan die welke in andere lidstaten heersen, ontneemt aan die maatregelen niet het karakter van steun. Dit geldt tevens voor maatregelen die bedoeld zijn ter compensatie van eventuele nadelen die de in een bepaalde regio van een lidstaat gevestigde ondernemingen ondervinden. In de tekst van het EG-Verdrag zelf, dat in artikel 87, lid 3, sub a en c, „steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken” en „steunmaatregelen om de ontwikkeling van [...] bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken” aanmerkt als staatssteun die als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt zou kunnen worden beschouwd, wordt immers aangegeven dat voordelen waarvan het toepassingsgebied beperkt is tot een gedeelte van het grondgebied van de lidstaat waarop de regels inzake staatssteun van toepassing zijn, selectieve voordelen kunnen vormen.

Daaruit volgt dat de met de verlaging van de sociale bijdragen nagestreefde doelstelling van compensatie van de concurrentienadelen van de in een bepaalde regio van een lidstaat gevestigde ondernemingen, deze voordelen niet het karakter van steun in de zin van artikel 87, lid 1, EG kan ontnemen.

(cf. punten 94‑96, 100)

5. Indien door de motivering van een arrest van het Gerecht het recht van de Unie wordt geschonden, maar het dictum ervan op andere rechtsgronden gerechtvaardigd voorkomt, dient de hogere voorziening te worden afgewezen.

(cf. punt 118)

6. Een beschikking van de Commissie waarbij de onverenigbaarheid van een steunregeling met de gemeenschappelijke markt wordt vastgesteld, en waaraan een bevel tot terugvordering is gekoppeld, moet het mogelijk maken de strekking ervan duidelijk te bepalen. Zij moet zelf alle wezenlijke gegevens bevatten om door de nationale autoriteiten te kunnen worden uitgevoerd, waardoor wordt uitgesloten dat de werkelijke inhoud van de beschikking naderhand, middels een briefwisseling tussen de Commissie en de nationale autoriteiten, dient te worden vastgesteld. De door de nationale autoriteiten te verrichten verificatie van de individuele situatie van elke betrokken begunstigde moet immers voldoende zijn omlijnd door de beschikking waarbij de onverenigbaarheid van een steunregeling met de gemeenschappelijke markt wordt vastgesteld.

(cf. punt 120)

7. De Commissie hoeft niet vast te stellen of er sprake is van werkelijke beïnvloeding van de handel tussen lidstaten en van daadwerkelijke vervalsing van de mededinging, maar dient enkel te onderzoeken of de steunmaatregelen dat handelsverkeer ongunstig kunnen beïnvloeden en de mededinging kunnen vervalsen.

De geringe omvang van de steun of de omstandigheid dat het merendeel van de begunstigde ondernemingen hun activiteiten uitsluitend op plaatselijk niveau uitoefenden, kan niet meebrengen dat de krachtens die regeling toegekende steun het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig kan beïnvloeden en niet tot mededingingsvervalsing kan leiden.

(cf. punten 134‑135)

8. Ingevolge artikel 225 EG, artikel 51, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie en artikel 112, lid 1, eerste alinea, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof moet een rekwirant, wanneer hij stelt dat bewijsmiddelen door het Gerecht onjuist zijn opgevat, precies aangeven welke elementen volgens hem door die rechterlijke instantie onjuist zijn opgevat en aantonen welke fouten in de analyse tot die onjuiste opvatting in de beoordeling van het Gerecht hebben geleid. Van een dergelijke onjuiste opvatting is sprake wanneer, zonder gebruik te maken van nieuwe bewijsmiddelen, de beoordeling van de bestaande bewijsmiddelen kennelijk onjuist blijkt te zijn.

(cf. punten 152‑153)

9. De Commissie is gerechtigd zich ter motivering van de weigering om de in artikel 87, lid 3, sub c, EG opgenomen uitzondering toe te passen, te baseren op de omstandigheid dat het in casu om exploitatiesteun voor de ondernemingen ging. Dergelijke steun, die de mededingingsvoorwaarden in beginsel vervalst, kan overeenkomstig de mededeling van de Commissie inzake de wijze van toepassing van artikel 87, lid 3, sub a en c, EG op regionale steunmaatregelen, en de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen slechts bij uitzondering worden toegestaan.

(cf. punt 168)

Top