EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CJ0378

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Milieu – Voorkomen en herstellen van milieuschade – Milieuaansprakelijkheid – Richtlijn 2004/35 – Beginsel dat vervuiler betaalt

(Richtlijn 2004/35 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, lid 1, 4, lid 5, 11, lid 2, en 16, lid 1)

Samenvatting

Wanneer bij milieuverontreiniging niet is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing ratione temporis en/of ratione materiae van richtlijn 2004/35 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade, zal deze verontreiniging – met inachtneming van de Verdragsregels en onverminderd andere handelingen van afgeleid recht – naar nationaal recht moeten worden beoordeeld.

Richtlijn 2004/35 verzet zich niet tegen een nationale regeling op basis waarvan de bevoegde instantie, handelend in het kader van deze richtlijn, kan vermoeden – ook in gevallen van diffuse verontreiniging – dat er tussen exploitanten en een geconstateerde verontreiniging een causaal verband bestaat omdat hun installaties nabij het verontreinigde gebied zijn gelegen. Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, dient deze instantie echter, om aldus een dergelijk causaal verband te vermoeden, over geloofwaardige aanwijzingen te beschikken die haar vermoeden kunnen onderbouwen, zoals de omstandigheid dat de installatie van de exploitant nabij de geconstateerde verontreiniging is gelegen, en de omstandigheid dat er overeenstemming is tussen de gevonden verontreinigende stoffen en de componenten die deze exploitant in het kader van zijn activiteiten gebruikt.

De artikelen 3, lid 1, 4, lid 5, en 11, lid 2, van richtlijn 2004/35 moeten aldus worden uitgelegd dat de bevoegde instantie, wanneer zij besluit maatregelen tot herstel van milieuschade op te leggen aan exploitanten wier activiteiten onder bijlage III bij deze richtlijn vallen, niet hoeft aan te tonen dat de exploitanten wier activiteiten voor de milieuschade verantwoordelijk worden geacht, schuld, nalatigheid of opzet kan worden verweten. Daarentegen moet deze instantie eerst de oorsprong van de geconstateerde verontreiniging onderzoeken. Daarbij beschikt zij over een beoordelingsmarge met betrekking tot de procedures, de te gebruiken middelen en de duur van dat onderzoek. Bovendien moet deze instantie volgens de nationale bewijsregels een causaal verband leggen tussen de activiteiten van de exploitanten waarop de herstelmaatregelen betrekking hebben, en deze verontreiniging.

Voorts bepaalt artikel 16, lid 1, van richtlijn 2004/35, in navolging van artikel 176 EG, uitdrukkelijk dat de richtlijn niet belet dat de lidstaten strengere bepalingen inzake preventie en herstel van milieuschade handhaven of invoeren. Een lidstaat kan met name bepalen dat de exploitanten van andere activiteiten dan die welke in bijlage III bij deze richtlijn zijn vermeld, objectief aansprakelijk zullen kunnen zijn voor milieuschade, dat wil zeggen, in de zin van artikel 2, lid 1, sub a tot en met c, van deze richtlijn, niet alleen schade aan beschermde soorten en habitats, maar ook schade aan wateren en de bodem.

(cf. punten 44, 57, 65, 68‑70 en dictum)

Top