Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CJ0233

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-233/08

    Milan Kyrian

    tegen

    Celní úřad Tábor

    (verzoek van de Nejvyšší správní soud om een prejudiciële beslissing)

    „Wederzijdse bijstand inzake invordering van schuldvorderingen — Richtlijn 76/308/EEG — Toetsingsbevoegdheid van rechterlijke instanties van lidstaat waar aangezochte autoriteit is gevestigd — Uitvoerbaarheid van executoriale titel voor invordering — Regelmatigheid van kennisgeving van titel aan schuldenaar — Kennisgeving in taal die geadresseerde niet begrijpt”

    Conclusie van advocaat-generaal J. Mazák van 15 september 2009   I ‐ 180

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 januari 2010   I ‐ 193

    Samenvatting van het arrest

    1. Harmonisatie van wetgevingen – Wederzijdse bijstand inzake invordering van belastingvorderingen – Richtlijn 76/308

      (Richtlijn 76/308 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/44, art. 12, lid 3)

    2. Harmonisatie van wetgevingen – Wederzijdse bijstand inzake invordering van belastingvorderingen – Richtlijn 76/308

      (Richtlijn 76/308 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/44)

    1.  Artikel 12, lid 3, van richtlijn 76/308 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/44, moet aldus worden uitgelegd dat de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, in beginsel niet bevoegd zijn om na te gaan of de executoriale titel voor de invordering uitvoerbaar is. Wanneer voor een rechterlijke instantie van die lidstaat daarentegen de geldigheid of de regelmatigheid van de uitvoeringsmaatregelen, zoals de kennisgeving van de executoriale titel, wordt betwist, is die instantie bevoegd, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat te toetsen of die maatregelen regelmatig zijn getroffen.

      Hoewel de instanties van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, in beginsel exclusief bevoegd zijn om de juistheid van betwistingen van de schuldvordering of de executoriale titel te beoordelen, valt namelijk niet uit te sluiten dat de instanties van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, bij wijze van uitzondering mogen nagaan of de uitvoering van die titel een aantasting van met name de openbare orde van laatstgenoemde lidstaat kan vormen, en bijstand in voorkomend geval volledig of gedeeltelijk mogen weigeren of van de naleving van een aantal voorwaarden afhankelijk mogen stellen.

      (cf. punten 42, 50, dictum 1)

    2.  In het kader van de wederzijdse bijstand die is ingevoerd bij richtlijn 76/308 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/44, moet de kennisgeving van een executoriale titel voor de invordering aan de geadresseerde hiervan worden gedaan in een officiële taal van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd. Teneinde de inachtneming van dit recht te garanderen, dient de nationale rechter zijn nationale recht toe te passen en er daarbij op toe te zien dat de volle werking van het gemeenschapsrecht wordt gewaarborgd.

      Bij gebreke van uitdrukkelijke gemeenschapsbepalingen is het namelijk een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de procedureregels vast te stellen voor rechtsvorderingen die worden ingesteld ter bescherming van de rechten die de justitiabelen aan de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht ontlenen, met dien verstande dat die regels niet ongunstiger mogen zijn dan die welke gelden voor rechten die op de interne rechtsorde zijn gebaseerd (gelijkwaardigheidsbeginsel) en de uitoefening van de door de communautaire rechtsorde verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken (doeltreffendheidsbeginsel).

      (cf. punten 62-63, dictum 2)

    Top