Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007TJ0439

    Samenvatting van het arrest

    Zaak T-439/07

    Coats Holdings Ltd

    tegen

    Europese Commissie

    „Mededinging — Mededingingsregelingen — Markt voor ritssluitingen en ‚overige sluitingen’ — Beschikking tot vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG — Gecoördineerde prijsverhogingen, vaststelling van minimumprijzen, verdeling van klanten en markten en uitwisseling van andere handelsinformatie — Bewijs — Eén enkele voortdurende inbreuk — Verjaring — Rechten van verdediging — Geldboeten — Richtsnoeren”

    Samenvatting van het arrest

    1. Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld – Wijze van bewijslevering – Bundel aanwijzingen – Vereiste mate van bewijskracht van individueel beschouwde aanwijzingen

      (Art. 81, lid 1, EG)

    2. Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld bestaande in sluiting van mededingingsverstorende overeenkomst – Beschikking die berust op schriftelijke bewijzen – Bewijslast van ondernemingen die bestaan van inbreuk betwisten

      (Art. 81, lid 1, EG)

    3. Mededingingsregelingen – Deelneming aan vergaderingen die ertoe strekken mededinging te verstoren – Omstandigheid die, bij gebreke van distantiëring van genomen beslissingen, conclusie wettigt dat sprake is van deelneming aan daaruit voortvloeiende mededingingsregeling

      (Art. 81, lid 1, EG)

    4. Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld – Als bewijs gebruikte verklaringen van andere ondernemingen die aan inbreuk hebben deelgenomen – Toelaatbaarheid – Bewijskracht van vrijwillige verklaringen die voornaamste deelnemers aan mededingingsregeling hebben afgelegd om voor toepassing van mededeling inzake medewerking in aanmerking te komen

      (Art. 81 EG en 82 EG; mededelingen 96/C 207/04 en 2002/C 45/03 van de Commissie)

    5. Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld – Wijze van bewijslevering – Bewijsstukken – Bewijswaarde van niet-ondertekend document – Beoordeling

      (Art. 81 EG en 82 EG)

    6. Mededingingsregelingen – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die één enkele inbreuk vormen – Ondernemingen waaraan inbreuk bestaande in deelneming aan gehele mededingingsregeling ten laste kan worden gelegd – Criteria – Gemeenschappelijk doel – Begrip

      (Art. 81, lid 1, EG)

    7. Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld – Bewijs van inbreuk en duur daarvan ten laste van Commissie – Omvang van bewijslast – Eén enkele voortdurende inbreuk – Geen bewijs voor bepaalde tijdvakken van totale beschouwde periode – Geen invloed

      (Art. 81 EG en 82 EG)

    8. Mededinging – Administratieve procedure – Verjaring van recht van vervolging – Aanvang – Voortdurende of voortgezette inbreuk – Bewijslast

      (Art. 81 EG en 82 EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 25, lid 5)

    9. Mededinging – Administratieve procedure – Hoorzittingen – Vermeende onmogelijkheid voor onderneming om getuige à charge rechtstreeks te ondervragen – Schending van rechten van verdediging – Geen – Toereikende kennisgeving van door Commissie gebruikte verklaringen

      (Art. 81 EG en 82 EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 27)

    10. Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Duur van inbreuk – Langdurige inbreuken – Verhoging van uitgangsbedrag met 10 % per jaar – Beoordelingsvrijheid van Commissie – Rechterlijke toetsing – Omvang

      (Art. 81 EG en 82 EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 38, 40-42, 134)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 39)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 43-44)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 46-50, 70)

    5.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 67)

    6.  Het begrip „één enkele inbreuk” doelt op een situatie waarin meerdere ondernemingen hebben deelgenomen aan een inbreuk bestaande in een voortdurende gedraging met één enkel economisch doel, de mededinging te verstoren, dan wel in individuele inbreuken die onderling zijn verbonden door hetzelfde doel (alle elementen hebben hetzelfde doel) en dezelfde subjecten (dezelfde betrokken ondernemingen, die welbewust het gemeenschappelijke doel nastreven).

      Het begrip „gemeenschappelijk doel” kan niet worden bepaald door een algemene verwijzing naar de verstoring van de mededinging op de markt waarop de inbreuk is gepleegd, aangezien de ongunstige beïnvloeding van de mededinging, als doel of gevolg, een wezenlijk element is van elke gedraging die binnen de werkingssfeer van artikel 81, lid 1, EG valt. Een dergelijke definitie van het begrip „gemeenschappelijk doel” dreigt het begrip „één enkele voortdurende inbreuk” een deel van zijn zin te ontnemen, daar zij ertoe zou leiden dat verschillende bij artikel 81, lid 1, EG verboden gedragingen in een sector van de economie stelselmatig als bestanddelen van één enkele inbreuk zouden moeten worden aangemerkt. Ter beantwoording van de vraag of verschillende handelingen als één enkele voortdurende inbreuk kunnen worden gekwalificeerd, moet aldus worden nagegaan of zij complementair zijn, in die zin dat elk ervan bedoeld is om het hoofd te bieden aan een of meer gevolgen van de normale mededinging, en dat zij door hun wisselwerking bijdragen tot de verwezenlijking van het geheel van mededingingsverstorende gevolgen dat de daders beogen, dit in het kader van een totaalplan met één enkel doel. Dienaangaande moet rekening worden gehouden met elke omstandigheid die dat verband kan aantonen of weerleggen, zoals de toepassingsperiode, de inhoud (met inbegrip van de gehanteerde methoden) en, daarmee samenhangend, het doel van de verschillende handelingen in kwestie.

      (cf. punten 141, 144)

    7.  In mededingingszaken staat het feit dat het bewijs van het bestaan van één enkele voortdurende inbreuk voor bepaalde tijdvakken niet is geleverd, er niet aan in de weg dat de inbreuk wordt geacht te hebben bestaan gedurende een totale periode die langer is dan deze tijdvakken, zolang een dergelijke vaststelling op objectieve en overeenstemmende aanwijzingen berust. In het kader van een inbreuk die zich over verschillende jaren uitstrekt, doet het voor het bestaan van een mededingingsregeling niet ter zake dat deze regeling met meer of minder lange tussenpozen in verschillende tijdvakken aan het licht treedt, zolang de verschillende handelingen die deel uitmaken van deze inbreuk, hetzelfde doel hebben en passen in het kader van één enkele voortdurende inbreuk.

      De periode tussen twee manifestaties van een inbreukmakende gedraging is dus weliswaar een relevant criterium om het voortdurende karakter van een inbreuk te bewijzen, maar dit neemt niet weg dat de vraag of deze periode al dan niet lang genoeg is om als een onderbreking van de inbreuk te worden aangemerkt, niet in abstracto kan worden onderzocht. Deze vraag moet integendeel in samenhang met de werking van de betrokken mededingingsregeling worden beoordeeld.

      Meer bepaald moet een marktverdelingsovereenkomst, anders dan een prijsvaststellingsovereenkomst, in het kader waarvan de partijen regelmatig moeten bijeenkomen om rekening te houden met de evolutie van de markt teneinde tijdens de duur van deze overeenkomst hun gedrag op deze markt te kunnen aanpassen, per definitie vanaf de sluiting ervan door de partijen in acht worden genomen en kan zij af en toe worden aangepast, hetzij door een wijziging van de bestaande overeenkomst, hetzij door de sluiting van andere overeenkomsten.

      In deze context kan de Commissie op goede gronden concluderen dat de partijen een akkoord hebben gesloten over een gemeenschappelijk plan dat hun commerciële autonomie beperkte of kon beperken doordat het in grote lijnen vastlegde hoe zij zich samen op de markt zouden gedragen, wanneer uit de bewijsstukken met betrekking tot de inbreuk blijkt dat de betrokken ondernemingen de nauwe betrekkingen die zij tijdens een bepaalde periode onderhielden, hebben voortgezet en dat deze betrekkingen nu en dan zijn aangepast door andere overeenkomsten.

      (cf. punten 149-150, 152-154)

    8.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 159-162)

    9.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 172-175)

    10.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 182-187)

    Top