Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007TJ0376

    Samenvatting van het arrest

    Zaak T-376/07

    Bondsrepubliek Duitsland

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    „Staatssteun — Steunmaatregelen voor kleine en middelgrote ondernemingen — Beschikking waarbij verstrekken van inlichtingen inzake twee steunregelingen wordt gelast — Controlebevoegdheid van Commissie krachtens artikel 9, lid 2, vierde zin, van verordening (EG) nr. 70/2001”

    Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 25 november 2009   II ‐ 4295

    Samenvatting van het arrest

    Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Bij verordening vastgestelde soorten van steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd – Verordening nr. 70/2001 betreffende steun voor kleine en middelgrote ondernemingen

    (Verordening nr. 70/2001 van de Commissie, art. 9, lid 2, vierde zin)

    De rechtspraak volgens welke een toepassingsverordening indien mogelijk aldus dient te worden uitgelegd, dat zij in overeenstemming is met de bepalingen van de basisverordening, geldt niet indien de betekenis van de bepaling van een toepassingsverordening duidelijk en ondubbelzinnig is en dus geen uitlegging behoeft.

    Uit de bewoordingen van artikel 9, lid 2, vierde zin, van verordening nr. 70/2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen volgt dat de Commissie het recht heeft de lidstaten de mededeling van alle inlichtingen te vragen die zij nodig acht om te bepalen of aan de voorwaarden van de vrijstellingsverordening is voldaan. Uit de duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen van dit artikel volgt bijgevolg noodzakelijkerwijs dat de Commissie gerechtigd is om in alle omstandigheden een lidstaat om inlichtingen te verzoeken.

    Gelet op de duidelijke bewoordingen van deze bepaling kan overigens niet worden getwijfeld aan de precieze omvang van de bevoegdheid van de Commissie. De betrokken lidstaat kan zich dus niet op schending van het vertrouwensbeginsel beroepen om een beperking van de omvang van de bevoegdheid van de Commissie op grond van die bepaling te verlangen.

    Gesteld dat de Commissie tussen de inwerkingtreding van deze verordening en de verzoeken om inlichtingen voorafgaand aan de litigieuze beschikking alleen in geval van twijfel omtrent de naleving van de voorwaarden van die verordening controles verrichtte, kan geen sprake zijn van gewettigd vertrouwen in het behoud van een bestaande situatie die door de Commissie in het kader van haar beoordelingsbevoegdheid kan worden gewijzigd.

    (zie punten 22-24, 40, 42)

    Top