Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CJ0537

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-537/07

    Evangelina Gómez-Limón Sánchez-Camacho

    tegen

    Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) e.a.

    (verzoek van de Juzgado de lo Social no 30 de Madrid om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 96/34/EG — Raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof — Rechten verworven of in wording op datum van ingang van ouderschapsverlof — Continuïteit van rechten op socialezekerheidsuitkeringen gedurende verlof — Richtlijn 79/7/EEG — Beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op gebied van sociale zekerheid — Verwerving, gedurende ouderschapsverlof, van rechten op pensioen bij blijvende invaliditeit”

    Conclusie van advocaat-generaal E. Sharpston van 4 december 2008   I ‐ 6528

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 16 juli 2009   I ‐ 6545

    Samenvatting van het arrest

    1. Sociale politiek – Mannelijke en vrouwelijke werknemers – Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden – Gelijke behandeling – Richtlijn houdende uitvoering van raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof

      (Richtlijn 96/34 van de Raad, bijlage, clausule 2, punt 6)

    2. Sociale politiek – Mannelijke en vrouwelijke werknemers – Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden – Gelijke behandeling – Richtlijn houdende uitvoering van raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof

      (Richtlijn 96/34 van de Raad, bijlage, clausule 2, punten 6 en 8)

    3. Sociale politiek – Mannelijke en vrouwelijke werknemers – Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden – Gelijke behandeling – Richtlijn houdende uitvoering van raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof

      (Richtlijn 96/34 van de Raad, bijlage, clausule 2, punt 8)

    4. Sociale politiek – Gelijke behandeling van mannen en vrouwen op gebied van sociale zekerheid – Richtlijn 79/7

      (Richtlijn 79/7 van de Raad, art. 7, lid 1, sub b)

    1.  Clausule 2, punt 6, van de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 96/34 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, kan door particulieren worden ingeroepen voor een nationale rechter. Deze clausule verplicht de lidstaten immers de op de datum van ingang van een dergelijk verlof door de werknemer verworven rechten of rechten in wording ongewijzigd te behouden tot aan het einde van het ouderschapsverlof, en deze rechten na afloop van het verlof toe te passen, met inbegrip van alle intussen ingetreden veranderingen. Bovengenoemde clausule, die beoogt elke aantasting te vermijden van de rechten van de werknemers die ervoor hebben gekozen om ouderschapsverlof te nemen, verplicht aldus algemeen en in ondubbelzinnige bewoordingen zowel de nationale autoriteiten als de werkgevers, de op de datum van ingang van een dergelijk verlof verworven rechten en rechten in wording te erkennen en te waarborgen dat de werknemers na afloop van het verlof verder rechten kunnen verwerven alsof het verlof niet heeft plaatsgevonden. Bijgevolg is de inhoud van clausule 2, punt 6 voldoende nauwkeurig om door een justitiabele te kunnen worden ingeroepen en door de rechter te kunnen worden toegepast.

      (cf. punten 35-37, dictum 1)

    2.  Clausule 2, punten 6 en 8, van de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 96/34 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, verzet zich er niet tegen dat bij de berekening van het pensioen wegens blijvende invaliditeit van een werknemer rekening wordt gehouden met het feit dat deze laatste een tijdvak van deeltijds ouderschapsverlof heeft vervuld waarin hij bijdragen heeft betaald en rechten op pensioen heeft verworven naar evenredigheid van het ontvangen loon.

      Clausule 2, punt 6, van deze raamovereenkomst regelt immers niet de uit de arbeidsverhouding voortvloeiende rechten en plichten gedurende het ouderschapsverlof, maar verwijst naar de nationale wetgeving en de collectieve overeenkomsten voor de bepaling van de regeling die van toepassing is op de arbeidsovereenkomst of de arbeidsverhouding, daaronder begrepen voor de mate waarin de werknemer gedurende dat verlof rechten blijft verwerven jegens de werkgever en uit hoofde van ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid. Voorts heeft clausule 2, punt 8, van deze raamovereenkomst betrekking op het behoud van de socialezekerheidsuitkeringen gedurende het tijdvak waarin de werknemer ouderschapsverlof geniet, zonder evenwel dienaangaande enige concrete verplichting op te leggen aan de lidstaten. Bijgevolg leggen deze bepalingen de lidstaten niet de verplichting op om de werknemers te verzekeren dat zij, gedurende het tijdvak waarin zij een deeltijds ouderschapsverlof genieten, in dezelfde mate rechten op toekomstige socialezekerheidsuitkeringen blijven verwerven als wanneer zij voltijds waren blijven werken.

      (cf. punten 40, 42-44, dictum 2)

    3.  Clausule 2, punt 8, van de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 96/34 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, legt geen verplichtingen op aan de lidstaten, behalve die om de socialezekerheidskwesties in verband met deze raamovereenkomst overeenkomstig de nationale wetgeving te onderzoeken en te regelen. In het bijzonder gebiedt zij hun niet, te voorzien in continuïteit van de rechten op de socialezekerheidsuitkeringen gedurende het ouderschapsverlof. Clausule 2, punt 8, kan dus niet door particulieren voor een nationale rechter worden ingeroepen jegens de overheidsinstanties.

      (cf. punt 51, dictum 3)

    4.  Het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en in het bijzonder het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid in de zin van richtlijn 79/7 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid, verzet zich er niet tegen dat een werknemer gedurende deeltijds ouderschapsverlof rechten op een pensioen bij blijvende invaliditeit verwerft naar evenredigheid van de gewerkte tijd en het ontvangen loon, en niet alsof hij voltijds had gewerkt.

      Die richtlijn beoogt immers enkel de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid en volgens artikel 7, lid 1, sub b, zijn de lidstaten bevoegd om de verwerving van rechten op socialezekerheidsuitkeringen uit hoofde van wettelijke regelingen na tijdvakken van onderbreking van het werk wegens de opvoeding van kinderen uit te sluiten van de werkingssfeer van deze richtlijn. De lidstaten zijn dus nog steeds bevoegd om het verwerven van rechten op socialezekerheidsuitkeringen gedurende tijdvakken van onderbreking van het werk wegens de opvoeding van kinderen te regelen.

      (cf. punten 60-61, 63, dictum 4)

    Top