Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CJ0295

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-295/07 P

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    tegen

    Département du Loiret

    „Hogere voorziening — Staatssteun — Voorkeursprijs voor terrein — Beschikking van Commissie — Terugvordering van met gemeenschappelijke markt onverenigbare steun — Geactualiseerde waarde van steun — Samengestelde rentevoet — Ontoereikende motivering — Volledige nietigverklaring — Toelaatbaarheid”

    Conclusie van advocaat-generaal P. Mengozzi van 5 juni 2008   I ‐ 9366

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 december 2008   I ‐ 9387

    Samenvatting van het arrest

    1. Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beschikking die in lijn ligt van eerdere beschikkingen

      (Art. 253 EG)

    2. Hogere voorziening – Middelen – Kritiek op gevolgen die Gerecht verbindt aan rechtsbeslissing ten aanzien van omstreden middelen – Ontvankelijkheid

      (Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 113)

    3. Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Strekking – Nietigverklaring van gehele beschikking waarbij terugvordering van staatssteun wordt gelast, op enkele grond van conclusies betreffende motivering van toepassing van samengestelde rentevoet – Ontoelaatbaarheid

      (Art. 224, zesde alinea, EG, 230 EG en 231, eerste alinea, EG)

    1.  Een beschikking van de Commissie die in de lijn ligt van een constante beschikkingspraktijk, mag weliswaar summier worden gemotiveerd, bijvoorbeeld door verwijzing naar bedoelde praktijk, maar wanneer de Commissie veel verder gaat dan in eerdere beschikkingen het geval was, dient zij haar beweegredenen met zoveel woorden te vermelden. Dit is het geval wanneer de beschikking waarbij de terugvordering van staatssteun wordt gelast, een samengestelde rentevoet toepast, terwijl ten tijde van de vaststelling ervan het gemeenschapsrecht noch de rechtspraak van het Hof of van het Gerecht van eerste aanleg preciseerde dat de rente die de terug te vorderen steun dient te omvatten, moest worden berekend op samengestelde basis en een dergelijke oplegging van rente de eerste uiting vormde van een belangrijk nieuw beleid van de Commissie.

      (cf. punten 44, 46, 49)

    2.  Indien het Hof bevoegd is om in het kader van een hogere voorziening de rechtsbeslissing te beoordelen die is gegeven ten aanzien van de middelen waarover voor het Gerecht is gestreden, dan dient het ook bevoegd te zijn, wil men de procedure in hogere voorziening niet grotendeels van haar betekenis beroven, om te oordelen over de door het Gerecht aan een dergelijke beslissing verbonden juridische consequenties, die evenzeer een rechtsvraag vormen en, bovendien door partijen tijdens de procedure voor het Gerecht niet noodzakelijkerwijs kunnen worden voorzien. Hieruit volgt dat een middel dat in het kader van een hogere voorziening is opgeworpen tegen een juridische consequentie die het Gerecht verbindt aan de rechtsbeslissing die het heeft gegeven ten aanzien van een middel waarover voor hem is gestreden, het voorwerp van het geding voor het Gerecht niet wijzigt in de zin van artikel 113, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof.

      Dit is het geval wanneer de Commissie een middel aanvoert dat is ontleend aan het feit dat het Gerecht, in strijd met het evenredigheidsbeginsel en op basis van een slotsom die enkel betrekking heeft op de berekening van de rente, een beschikking waarbij de terugvordering van staatssteun wordt gelast, in haar geheel nietig heeft verklaard. Een dergelijk middel vormt evenmin een nieuwe conclusie, die volgens artikel 113, lid 1, tweede gedachtestreepje, van bovengenoemd reglement voor de procesvoering niet-ontvankelijk is, aangezien de door de Commissie voor het Gerecht gevorderde verwerping van het beroep tegen die beschikking tevens de beperktere vordering tot een eventueel slechts gedeeltelijke verwerping omvat.

      (cf. punten 96-101)

    3.  Het Gerecht kan de bestreden handeling niet automatisch in zijn geheel nietig verklaren op basis van het enkele feit dat het een door de verzoekende partij ter ondersteuning van haar beroep tot nietigverklaring aangevoerd middel gegrond acht. Volledige nietigverklaring komt namelijk niet in aanmerking wanneer het overduidelijk is dat dit middel, dat slechts gericht is tegen een specifiek onderdeel van de bestreden handeling, enkel de grondslag kan vormen voor een gedeeltelijke nietigverklaring, die betrekking heeft op elementen die kunnen worden gescheiden van de rest van de handeling.

      Hieruit volgt dat het Gerecht blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting wanneer het een beschikking waarbij de terugvordering van staatssteun wordt gelast, in zijn geheel nietig verklaart op basis van conclusies die beperkt zijn tot de motivering van de actualisering van het oorspronkelijke steunbedrag door toepassing van een samengestelde rentevoet. De vraag of dit bedrag moet worden geactualiseerd door toepassing van een enkelvoudige dan wel van een samengestelde rentevoet, heeft evenwel geen invloed op de vaststelling, in de litigieuze beschikking, dat de steun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en dient te worden teruggevorderd. Daarentegen kan het Gerecht niet worden verweten dat het de kwestie van de samengestelde rente niet heeft gescheiden van die van de enkelvoudige rente, aangezien het het oorspronkelijke steunbedrag niet kan actualiseren door in plaats van een samengestelde rentevoet een enkelvoudige rentevoet toe te passen zonder de kern van de litigieuze beschikking te wijzigen.

      (cf. punten 104, 105, 107, 109, 110)

    Top