Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CJ0278

    Samenvatting van het arrest

    Gevoegde zaken C-278/07 tot en met C-280/07

    Hauptzollamt Hamburg-Jonas

    tegen

    Josef Vosding Schlacht-, Kühl- und Zerlegebetrieb GmbH & Co. e.a.

    (verzoeken van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing)

    „Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 — Bescherming van financiële belangen van Europese Gemeenschappen — Artikel 3 — Terugvordering van uitvoerrestitutie — Bepaling van verjaringstermijn — Onregelmatigheden begaan vóór inwerkingtreding van verordening nr. 2988/95 — Verjaringsregel die deel uitmaakt van algemeen civiel recht van lidstaat”

    Conclusie van advocaat-generaal E. Sharpston van 25 september 2008   I ‐ 460

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 januari 2009   I ‐ 477

    Samenvatting van het arrest

    1. Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen – Verordening betreffende bescherming van financiële belangen van Gemeenschap – Vervolging van onregelmatigheden – Verjaringstermijn

      (Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 1, lid 2, en 3, lid 1, eerste alinea)

    2. Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen – Verordening betreffende bescherming van financiële belangen van Gemeenschap – Vervolging van onregelmatigheden – Verjaringstermijn

      (Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 3, lid 1, eerste en derde alinea)

    3. Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen – Verordening betreffende bescherming van financiële belangen van Gemeenschap – Vervolging van onregelmatigheden – Verjaringstermijn

      (Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 3, lid 3)

    1.  Artikel 3, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 2988/95 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, dat voor vervolging een verjaringstermijn van vier jaar vastlegt die begint te lopen vanaf de datum van de onregelmatigheid, is van toepassing op administratieve maatregelen als de terugvordering van een door de exporteur wegens door hem begane onregelmatigheden ten onrechte ontvangen uitvoerrestitutie.

      (cf. punten 21, 23, dictum 1)

    2.  Wat de voordelen betreft die ten onrechte uit de gemeenschapsbegroting zijn ontvangen wegens vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 2988/95 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen begane onregelmatigheden, moet worden vastgesteld dat de communautaire wetgever met de vaststelling van artikel 3, lid 1, van deze verordening, en onverminderd lid 3 van dit artikel, aldus een algemene verjaringsregel heeft vastgelegd waardoor hij de periode gedurende welke de autoriteiten van de lidstaten, handelend in naam en voor rekening van de gemeenschapsbegroting, dergelijke ten onrechte ontvangen voordelen zouden of hadden moeten terugvorderen, bewust tot vier jaar heeft verkort.

      Wat de schulden betreft die onder vigeur van een nationaal verjaringsvoorschrift zijn ontstaan, maar die nog niet zijn verjaard, heeft de inwerkingtreding van verordening nr. 2988/95 tot gevolg dat een dergelijke schuld krachtens artikel 3, lid 1, eerste alinea, van deze verordening in beginsel verjaart binnen een termijn van vier jaar vanaf de datum waarop de onregelmatigheden zijn begaan. In dergelijke omstandigheden moet krachtens deze bepaling met betrekking tot elk bedrag dat een marktdeelnemer ten onrechte heeft ontvangen wegens een vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 2988/95 begane onregelmatigheid, de verjaring in beginsel worden geacht te zijn ingetreden wanneer enige handeling ontbreekt waardoor die verjaring in de vier jaar nadat de onregelmatigheden zijn begaan, is gestuit, onverminderd evenwel de mogelijkheid die de lidstaten krachtens artikel 3, lid 3, van deze verordening behouden om in langere verjaringstermijnen te voorzien.

      De in artikel 3, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 2988/95 bedoelde verjaringstermijn is dus van toepassing is op vóór de inwerkingtreding van deze verordening begane onregelmatigheden en vangt aan vanaf de datum waarop de betrokken onregelmatigheid is begaan.

      (cf. punten 29, 31-34, dictum 2)

    3.  De langere verjaringstermijnen die de lidstaten mogen blijven toepassen krachtens artikel 3, lid 3, van verordening nr. 2988/95 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, kunnen voortvloeien uit bepalingen van gemeen recht die dateren van vóór het tijdstip waarop deze verordening is vastgesteld. Artikel 3, lid 3, van deze verordening kan namelijk niet aldus worden uitgelegd, dat de lidstaten in de context van deze bepaling in specifieke en/of sectoriële regelingen in die langere verjaringstermijnen moeten voorzien.

      (cf. punten 46-47, dictum 3)

    Top