Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CJ0188

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-188/07

    Commune de Mesquer

    tegen

    Total France SA en Total International Ltd

    [verzoek van de Cour de cassation (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

    „Richtlijn 75/442/EEG — Beheer van afvalstoffen — Begrip afvalstoffen — Beginsel dat vervuiler betaalt — Houder — Voorgaande houders — Producent van product dat tot ontstaan van afvalstoffen heeft geleid — Olie en zware stookolie — Schipbreuk — Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie — Internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie”

    Conclusie van advocaat-generaal J. Kokott van 13 maart 2008   I - 4505

    Arrest van het Hof (Grote kamer) van 24 juni 2008   I - 4538

    Samenvatting van het arrest

    1. Milieu – Afvalstoffen – Richtlijn 75/442 – Begrip afvalstof

      (Richtlijn 75/442 van de Raad, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350)

    2. Milieu – Afvalstoffen – Richtlijn 75/442 – Weglekken van olie in zee, waardoor kust van lidstaat is verontreinigd

      (Art. 174, lid 2, EG; richtlijn 75/442 van de Raad, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350, art. 15)

    3. Internationale overeenkomsten – Internationaal verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie – Internationaal verdrag betreffende instelling van internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie

      (Besluit 98/392 van de Raad)

    4. Milieu – Afvalstoffen – Richtlijn 75/442 – Weglekken van olie in zee, waardoor kust van lidstaat is verontreinigd

      (Richtlijn 75/442 van de Raad, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350, art. 1, sub b en c, en 15)

    1.  Een stof als zware stookolie die wordt verkocht als brandstof, is geen afvalstof in de zin van richtlijn 75/442 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350, wanneer zij wordt geëxploiteerd of verhandeld in economisch gunstige omstandigheden en feitelijk kan worden gebruikt als brandstof zonder dat voorafgaande bewerking noodzakelijk is.

      Olie die in zee is weggelekt na een schipbreuk en die, vermengd met water en sedimenten, is afgedreven langs en aangespoeld op de kust van een lidstaat, is een afvalstof in de zin van artikel 1, sub a, van deze richtlijn, wanneer die olie niet meer kan worden geëxploiteerd of verhandeld zonder voorafgaande bewerking.

      (cf. punten 48, 63, dictum 1-2)

    2.  De toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt, in de zin van artikel 174, lid 2, eerste alinea, tweede zin, EG en artikel 15 van richtlijn 75/442 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350, zou op niets uitlopen wanneer de bij het ontstaan van afvalstoffen betrokken personen, ongeacht of zij houder of voormalig houder van de afvalstoffen zijn of zelfs producent van het product dat tot ontstaan van de afvalstoffen heeft geleid, aan hun financiële verplichtingen als bedoeld in deze richtlijn zouden ontkomen, terwijl de herkomst van de olie die, zij het niet opzettelijk, in zee is weggelekt en heeft geleid tot verontreiniging van de kustzone van een lidstaat, duidelijk is komen vast te staan.

      (cf. punten 71-72)

    3.  De Gemeenschap is niet gebonden aan het internationaal verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, noch aan het internationaal verdrag betreffende de instelling van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie. Ten eerste is de Gemeenschap niet toegetreden tot die internationale instrumenten, en ten tweede kan zij niet worden beschouwd als in de plaats getreden van haar lidstaten, al was het slechts omdat deze niet alle partij zijn bij die verdragen. Ook kan zij niet worden beschouwd als indirect aan die verdragen gebonden op grond van artikel 235 van het verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, ondertekend te Montego Bay op 10 december 1982, in werking getreden op 16 november 1994 en goedgekeurd bij besluit 98/392, daar lid 3 van die bepaling slechts een algemene verplichting inhoudt tot samenwerking tussen de partijen bij dat verdrag.

      (cf. punt 85)

    4.  Voor de toepassing van artikel 15 van richtlijn 75/442 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350, op het in zee weglekken van olie, waardoor de kust van een lidstaat is verontreinigd, geldt:

      de nationale rechter kan de verkoper van die olie en bevrachter van het schip waarmee de olie wordt vervoerd, beschouwen als producent van die afvalstoffen in de zin van artikel 1, sub b, van richtlijn 75/442, en daarmee als „voorgaande houder” voor de toepassing van artikel 15, tweede streepje, eerste deel, van die richtlijn, wanneer deze rechter, gelet op de feiten en omstandigheden die hij als enige in staat is te beoordelen, tot de conclusie komt dat die verkoper-bevrachter heeft bijgedragen aan het risico dat de door deze schipbreuk veroorzaakte verontreiniging optreedt, in het bijzonder indien hij heeft nagelaten maatregelen ter voorkoming van een dergelijke gebeurtenis te nemen, bijvoorbeeld ter zake van de keuze van het schip;

      indien blijkt dat de kosten van de verwijdering van afvalstoffen die zijn ontstaan door het weglekken van olie in zee, niet door het Internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie worden gedragen of niet door dat fonds kunnen worden gedragen omdat het maximumschadevergoedingsbedrag voor dit schadegeval is bereikt, en dat het nationale recht van een lidstaat, met inbegrip van het recht voortvloeiend uit internationale verdragen, overeenkomstig de voorziene beperkingen en/of ontheffingen van de aansprakelijkheid, belet dat die kosten worden gedragen door de eigenaar en/of de bevrachter van het schip, terwijl deze wel moeten worden beschouwd als „houders” in de zin van artikel 1, sub c, van richtlijn 75/442, zal dit nationale recht het mogelijk moeten maken, teneinde een correcte uitvoering van artikel 15 van die richtlijn te verzekeren, dat die kosten worden gedragen door de producent van het product dat tot ontstaan van de aldus verspreide afvalstoffen heeft geleid. Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, kan een dergelijke producent echter alleen worden verplicht die kosten te dragen, wanneer hij door zijn activiteiten heeft bijgedragen aan het risico dat de door de schipbreuk veroorzaakte verontreiniging zou optreden.

      (cf. punten 78, 82, 89, dictum 3)

    Top