Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CJ0404

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-404/06

    Quelle AG

    tegen

    Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände

    (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

    „Bescherming van consument — Richtlijn 1999/44/EG — Verkoop van en garanties voor consumptiegoederen — Recht van verkoper om, in geval van vervanging van niet-conform goed, van consument vergoeding te eisen voor gebruik van dat goed — Kosteloosheid van gebruik van niet-conform goed”

    Conclusie van advocaat-generaal V. Trstenjak van 15 november 2007   I - 2688

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 17 april 2008   I - 2713

    Samenvatting van het arrest

    1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen

      (Art. 234 EG)

    2. Harmonisatie van wetgevingen – Verkoop van en garanties voor consumptiegoederen – Richtlijn 1999/44

      (Richtlijn 1999/44 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3)

    1.  In het kader van de procedure van artikel 234 EG, die op een duidelijke afbakening van de taken van de nationale rechterlijke instanties en van het Hof berust, is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van gemeenschapsrecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden.

      Het Hof kan slechts weigeren uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter, wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die voor hem noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen.

      In dit verband kan de onzekerheid of de nationale rechter, na het antwoord van het Hof op een prejudiciële vraag over de uitlegging van een richtlijn, het nationale recht met inachtneming van de door het Hof ontwikkelde beginselen tegen de achtergrond van dat antwoord kan uitleggen, geen invloed hebben op de verplichting voor het Hof om uitspraak te doen op deze vraag. Elke andere oplossing zou immers ingaan tegen het doel zelf van de door artikel 234 EG aan het Hof verleende bevoegdheden, namelijk in de eerste plaats een uniforme toepassing van het gemeenschapsrecht door de nationale rechterlijke instanties verzekeren.

      (cf. punten 19-22)

    2.  Artikel 3 van richtlijn 1999/44 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling volgens welke de verkoper, in geval van levering van een niet-conform consumptiegoed, van de consument een vergoeding mag eisen voor het gebruik van het niet-conforme goed tot aan de vervanging ervan door een nieuw goed.

      Zowel uit de tekst als uit de relevante voorstukken van de richtlijn blijkt immers dat voor de gemeenschapswetgever de kosteloosheid van het in overeenstemming brengen van het goed door de verkoper een wezenlijk element van de door deze richtlijn aan de consument verleende bescherming is. Deze op de verkoper rustende verplichting om het goed kosteloos in overeenstemming te brengen, hetzij in de vorm van herstel hetzij in de vorm van vervanging van het niet-conforme goed, beoogt de consument te beschermen tegen het risico van financiële lasten, dat hem zonder die bescherming ervan zou kunnen weerhouden zijn rechten geldend te maken. Op grond van deze door de gemeenschapswetgever gewilde kosteloosheid moet worden uitgesloten dat de verkoper financiële aanspraken geldend maakt in het kader van de nakoming van zijn verplichting om het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft, in overeenstemming te brengen. Het kosteloos in overeenstemming brengen beantwoordt overigens aan het doel van de richtlijn, namelijk een hoog niveau van consumentenbescherming verwezenlijken.

      (cf. punten 33-34, 36, 43 en dictum)

    Top