EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CJ0186

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Beroep wegens niet-nakoming – Voorwerp van geschil – Vaststelling tijdens precontentieuze procedure

(Art. 226 EG)

2. Beroep wegens niet-nakoming – Voorwerp van geschil – Vaststelling tijdens precontentieuze procedure

(Art. 226 EG)

3. Milieu – Behoud van vogelstand – Richtlijn 79/409 – Specialebeschermingsmaatregelen

(Richtlijnen van de Raad 79/409, art. 4, lid 4, en 92/43, art. 6, lid 2, en art. 7)

4. Milieu – Behoud van vogelstand – Richtlijn 79/409 – Aanwijzing als specialebeschermingszone

(Richtlijn 79/409 van de Raad, art. 4)

5. Milieu – Behoud van vogelstand – Richtlijn 79/409 – Specialebeschermingsmaatregelen

(Richtlijn 79/409 van de Raad, art. 4, lid 4)

Samenvatting

1. In het kader van een beroep krachtens artikel 226 EG wordt het voorwerp van het geschil bepaald door de door de Commissie aan de lidstaat gezonden aanmaningsbrief en het daaropvolgende door de Commissie uitgebrachte met redenen omklede advies, en kan het daarna derhalve niet meer worden verruimd. De aan de betrokken lidstaat geboden mogelijkheid om opmerkingen in te dienen vormt immers – ook wanneer die staat meent daarvan geen gebruik te moeten maken – een door het Verdrag gewilde wezenlijke waarborg en het verstrekken van die mogelijkheid is een substantieel vormvereiste voor de regelmatigheid van de procedure tot vaststelling van de niet-nakoming door een lidstaat van de op hem rustende verplichtingen. Derhalve moeten het met redenen omklede advies en het beroep van de Commissie op dezelfde grieven berusten als de aanmaningsbrief waarmee de precontentieuze procedure is ingeleid. Indien dat niet het geval is, kan een dergelijke onregelmatigheid niet worden geacht te zijn opgeheven door het feit dat de verwerende lidstaat opmerkingen heeft gemaakt over het met redenen omklede advies.

Bijgevolg is een beroep wegens niet-nakoming niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op grieven die niet in de aanmaningsbrief waren vermeld.

(cf. punten 15‑17)

2. Het met redenen omklede advies en het beroep bedoeld in artikel 226 EG moeten op dezelfde middelen en motieven berusten en de grieven coherent en nauwkeurig uiteenzetten, zodat de lidstaat en het Hof de omvang van de verweten schending van het gemeenschapsrecht precies kunnen begrijpen, hetgeen noodzakelijk is opdat die lidstaat nuttig verweer kan voeren en het Hof het bestaan van de gestelde niet-nakoming kan beoordelen.

Bijgevolg is een beroep wegens niet-nakoming niet-ontvankelijk met betrekking tot een middel waarvan de gronden zijn gewijzigd in vergelijking met die welke in het kader van de precontentieuze procedure zijn aangevoerd, en dat dus niet beantwoordt aan de vermelde eisen van coherentie en nauwkeurigheid.

(cf. punten 18, 22-23)

3. Artikel 4, lid 4, eerste zin, van richtlijn 79/409 inzake het behoud van de vogelstand verplicht de lidstaten om passende maatregelen te nemen om vervuiling en verslechtering van de habitats in de specialebeschermingszones (SBZ’s) te voorkomen, alsmede om te voorkomen dat de vogels daar worden gestoord, voor zover deze vervuiling, verslechtering en storing, gelet op de doelstellingen van dat artikel, van wezenlijke invloed zijn.

De lidstaten moeten ook dan aan de verplichtingen van die bepaling voldoen wanneer de betrokken gebieden niet als SBZ zijn aangewezen, maar dat wel had moeten gebeuren.

Wat de als SBZ aangewezen gebieden betreft, bepaalt artikel 7 van richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna dat de uit artikel 4, lid 4, eerste zin, van richtlijn 79/409 voortvloeiende verplichtingen met name zijn vervangen door de verplichtingen die uit artikel 6, lid 2, van richtlijn 92/43 voortvloeien, vanaf de datum van toepassing van deze laatste richtlijn, dan wel vanaf de datum van de aanwijzing overeenkomstig richtlijn 79/409 indien deze datum later valt. De ten onrechte niet als SBZ aangewezen gebieden blijven dus onder het specifieke stelsel van artikel 4, lid 4, eerste zin, van richtlijn 79/409 vallen.

(cf. punten 26‑28)

4. De inventaris „Important Bird Areas” van 1998, die een geactualiseerde inventaris van de voor het behoud van de vogelstand belangrijke gebieden in een lidstaat is, is bij gebreke van wetenschappelijk tegenbewijs een vergelijkingsmaatstaf aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of deze staat naar aantal en oppervlakte voldoende specialebeschermingszones heeft aangewezen om alle in bijlage I bij richtlijn 79/409 inzake het behoud van de vogelstand genoemde vogelsoorten en de niet in die bijlage vermelde trekvogels bescherming te bieden.

(cf. punt 30)

5. Komt de krachtens artikel 4, lid 4, eerste zin, van richtlijn 79/409 inzake het behoud van de vogelstand op hem rustende verplichtingen niet na, een lidstaat die een vergunning verleent voor een irrigatieproject van een omvang zoals die van het project in het hoofdgeding, zonder de passende maatregelen te nemen om in de door dat project getroffen gebieden die als specialebeschermingszones (SBZ’s) hadden moeten zijn aangewezen, de verboden milieuhinder te voorkomen. In dit verband geldt een dergelijke verplichting reeds voordat een vermindering van het aantal vogels is vastgesteld, of het gevaar van verdwijning van een beschermde soort is ingetreden.

Aan die vaststelling wordt niet afgedaan door de omstandigheid alleen dat genoemd project van aanzienlijk belang is voor de economische en sociale ontwikkeling van het gebied waarop het betrekking heeft. De bevoegdheid van de lidstaten om gebieden die als SBZ hadden moeten zijn aangewezen en die onder het specifieke stelsel van artikel 4, lid 4, eerste zin, van richtlijn 79/409 vallen, aanzienlijk aan te tasten, kan immers nooit een rechtvaardiging vinden in economische en sociale eisen.

(cf. punten 36‑37)

Top