Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62005CJ0032

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Handelingen van de instellingen – Richtlijnen – Uitvoering door lidstaten

    (Art. 249, derde alinea, EG)

    2. Handelingen van de instellingen – Richtlijnen – Uitvoering door lidstaten

    3. Milieu – Communautair waterbeleid – Richtlijn 2000/60

    (Richtlijn 2000/60 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1 en 2)

    4. Beroep wegens niet-nakoming – Voorwerp van geschil – Vaststelling tijdens precontentieuze procedure

    (Art. 226 EG)

    5. Milieu – Communautair waterbeleid – Richtlijn 2000/60 – Verplichting tot voorlichting en raadpleging van publiek

    (Richtlijn 2000/60 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 6, en art. 14)

    Samenvatting

    1. Uit artikel 249, derde alinea, EG volgt dat voor de omzetting van een richtlijn in intern recht niet noodzakelijkerwijs een wetgevend optreden in elke lidstaat is vereist. Tevens is een formele overname van de voorschriften van een richtlijn in een uitdrukkelijke en specifieke wetsbepaling niet altijd nodig, en kan, afhankelijk van de inhoud van de richtlijn, een algemeen rechtskader volstaan. Met name kan het bestaan van algemene beginselen van constitutioneel of administratief recht de uitvoering door specifieke wet‑ of regelgeving overbodig maken, op voorwaarde evenwel dat deze beginselen de volledige toepassing van de richtlijn door de nationale overheid daadwerkelijk garanderen en dat, ingeval de betrokken bepaling van de richtlijn rechten voor particulieren beoogt te creëren, de rechtssituatie die uit deze beginselen voortvloeit, voldoende nauwkeurig en duidelijk is opdat de begunstigden kennis kunnen nemen van al hun rechten en deze zo nodig geldend kunnen maken voor de nationale rechterlijke instanties.

    (cf. punt 34)

    2. Een bepaling die alleen de betrekkingen tussen de lidstaten en de Commissie betreft, behoeft in beginsel niet te worden uitgevoerd. Daar de lidstaten evenwel de volle werking van het gemeenschapsrecht moeten verzekeren, mag de Commissie aantonen dat de naleving van een bepaling van een richtlijn die deze betrekkingen regelt, de vaststelling van specifieke uitvoeringsmaatregelen in de nationale rechtsorde vereist.

    (cf. punt 35)

    3. Noch uit de artikelen 1 en 2 van richtlijn 2000/60 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, waarin de door de richtlijn beoogde doelstellingen en de definities waarop zij is gebaseerd, zijn geformuleerd, noch uit enige andere bepaling ervan blijkt evenwel dat de lidstaten verplicht zijn, een kaderwetgeving vast te stellen om de bepalingen van de richtlijn correct uit te voeren, teneinde aan de eisen van de richtlijn te voldoen. De vaststelling van kaderwetgeving kan weliswaar een geschikte – ja zelfs eenvoudiger – manier zijn om de richtlijn uit te voeren, aangezien op die wijze in één tekst aan de bevoegde autoriteiten duidelijke rechtsgrondslagen kunnen worden gegeven om de verschillende maatregelen uit te werken die door de richtlijn op het gebied van water worden voorgeschreven, en waarvan de voor de uitvoering ervan gestelde termijn in de tijd is gefaseerd. De vaststelling van dergelijke kaderwetgeving kan ook het werk vergemakkelijken van de Commissie, die erop moet toezien dat de krachtens deze richtlijn op de lidstaten rustende verplichtingen worden nagekomen. De vaststelling van kaderwetgeving is evenwel niet de enige manier waarop de lidstaten de volle werking van de richtlijn kunnen waarborgen en kunnen voorzien in een georganiseerd en gearticuleerd systeem om de door deze richtlijn beoogde doelstellingen te bereiken.

    (cf. punten 46‑48)

    4. Indien, in het kader van een niet-nakomingsprocedure, de precontentieuze procedure haar doel van bescherming van de rechten van de betrokken lidstaat heeft bereikt, kan deze lidstaat, die tijdens de precontentieuze procedure niet aan de Commissie heeft meegedeeld dat de richtlijn moet worden geacht reeds in het geldende interne recht te zijn omgezet, de Commissie niet verwijten dat zij het voorwerp van het beroep zoals dat in de precontentieuze procedure is afgebakend, heeft uitgebreid of gewijzigd. De Commissie mag, nadat zij een lidstaat heeft verweten een richtlijn in het geheel niet te hebben uitgevoerd, in repliek preciseren dat de uitvoering waarop de betrokken lidstaat zich voor het eerst in zijn verweerschrift beroept, in elk geval onjuist of onvolledig is met betrekking tot een aantal bepalingen van deze richtlijn, aangezien een dergelijk bezwaar noodzakelijkerwijs is begrepen in het bezwaar dat er in het geheel geen uitvoering heeft plaatsgevonden, en ten opzichte daarvan subsidiair is.

    (cf. punt 56)

    5. Artikel 14 van richtlijn 2000/60 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid beoogt aan particulieren en aan betrokken partijen het recht toe te kennen om actief aan de uitvoering van de richtlijn te kunnen participeren, en met name bij de opstelling, de herziening en de aanpassing van de stroomgebiedsbeheersplannen. Door het ontbreken van enige uitvoeringsmaatregel in het interne recht is de verplichting dat de nationale uitvoeringsmaatregelen van dien aard moeten zijn dat de bevoegde nationale autoriteiten rechtens aan de termijn van artikel 13, lid 6, van de richtlijn zijn gebonden en dat de particulieren in staat worden gesteld, ruim vooraf kennis te nemen van al hun rechten in het kader van de in artikel 14, leden 1 en 2, van de richtlijn vastgestelde procedures, hoegenaamd niet nagekomen.

    (cf. punten 80‑81)

    Top