This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62004CJ0221
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Beroep wegens niet-nakoming – Onderzoek van gegrondheid door Hof – In aanmerking te nemen situatie – Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn
(Art. 226, tweede alinea, EG)
2. Beroep wegens niet-nakoming – Voorwerp van geschil – Vaststelling tijdens precontentieuze procedure
(Art. 226 EG)
3. Beroep wegens niet-nakoming – Bewijs van niet-nakoming – Bewijslast rustend op Commissie
(Art. 226 EG; richtlijn nr. 92/43 van de Raad)
4. Milieu – Instandhouding van natuurlijke habitats en van wilde flora en fauna – Richtlijn 92/43
(Richtlijn nr. 92/43 van de Raad, art. 12, lid 1)
1. Volgens artikel 226, tweede alinea, EG kan bij het Hof enkel een beroep wegens niet-nakoming worden ingesteld, indien de betrokken staat het met redenen omkleed advies niet binnen de hem door de Commissie gestelde termijn heeft opgevolgd.
Overigens moet het bestaan van een niet-nakoming worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn.
(cf. punten 22‑23)
2. In het kader van de procedure wegens niet-nakoming heeft de precontentieuze procedure tot doel, de betrokken lidstaat de gelegenheid te geven de krachtens het gemeenschapsrecht op hem rustende verplichtingen na te komen en nuttig verweer te voeren tegen de door de Commissie geformuleerde grieven.
Bijgevolg mag de Commissie bij het beroep wegens niet-nakoming het voorwerp van het geschil beperken. Immers, zelfs indien de aanmaningsbrief tot doel heeft het voorwerp van het geschil af te bakenen en de Commissie in haar met redenen omkleed advies een nauwkeurige omschrijving dient te geven van de grieven die zij in haar aanmaningsbrief reeds meer algemeen heeft aangevoerd, belet dat haar echter niet om in de loop van de precontentieuze procedure het voorwerp van het geschil te beperken, noch om het uit te breiden tot latere maatregelen die in hoofdzaak verwant zijn met de in de aanmaning bestreden maatregelen.
(cf. punten 33, 36-37)
3. In het kader van een procedure wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG dient de Commissie het bewijs van de gestelde niet-nakoming te leveren, zonder dat zij zich daarbij kan baseren op een of ander vermoeden.
Bijgevolg dient de Commissie in het kader van een niet-nakoming betreffende richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, de aanwezigheid van de beschermde diersoort in de betrokken zone te bewijzen en dient zij niet alleen elementen voor te leggen die hooguit de mogelijkheid van die aanwezigheid aantonen
(cf. punten 59, 63)
4. Een lidstaat komt de verplichtingen niet na die op hem rusten krachtens artikel 12, lid 1, sub b en d, van richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, indien hij niet alle concrete maatregelen treft die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de betrokken diersoort tijdens de periode van voortplanting opzettelijk wordt verstoord en dat de voortplantingsplaatsen worden beschadigd of vernield.
Aan de in artikel 12, lid 1, sub a, van richtlijn 92/43 voorkomende voorwaarde inzake opzet is slechts voldaan wanneer degene die de handeling heeft verricht, de vangst of de dood van een specimen van een beschermde diersoort heeft gewild, althans de mogelijkheid van die vangst of dood heeft aanvaard.
Bijgevolg komt een lidstaat deze verplichtingen na indien hij de jacht toelaat op een diersoort die geen door de richtlijn beschermde diersoort is.
(cf. punten 70‑72)