EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62003TO0198

Samenvatting van de beschikking

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorwaarden — Fumus boni juris — Spoedeisendheid — Cumulatieve voorwaarden — Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing — Beoordelingsvrijheid van rechter in kort geding — (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

2. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorwaarden voor ontvankelijkheid — Ontvankelijkheid prima facie van beroep in hoofdzaak — (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 1)

3. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorwaarden — Spoedeisendheid — Ernstige en onherstelbare schade — Bewijslast — (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

4. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorwaarden — Ernstige en onherstelbare schade — Financiële schade — Situatie waarin voortbestaan van verzoekende vennootschap in gevaar komt — (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

Samenvatting

1. Een verzoek in kort geding moet een duidelijke omschrijving bevatten van de omstandigheden waaruit het spoedeisend karakter van het verzoek blijkt, alsmede de middelen, zowel feitelijk als rechtens, op grond waarvan de voorlopige maatregel waartoe wordt geconcludeerd, aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt (fumus boni juris). Dit zijn cumulatieve voorwaarden, zodat het verzoek om voorlopige maatregelen moet worden afgewezen wanneer aan een van deze voorwaarden niet wordt voldaan.

De rechter in kort geding beschikt in het kader van zijn algemeen onderzoek over een ruime beoordelingsvrijheid en kan met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van het geval vrij bepalen hoe en in welke volgorde moet worden onderzocht of aan deze verschillende voorwaarden is voldaan, aangezien geen enkele gemeenschapsrechtelijke regel hem voor de beoordeling van de noodzaak van voorlopige maatregelen een vooraf vastgesteld onderzoeksschema voorschrijft.

cf. punten 18-19

2. De ontvankelijkheid van het beroep in de hoofdzaak mag in beginsel niet in kort geding worden onderzocht, teneinde de zaak ten gronde niet te prejudiciëren. Wanneer echter wordt gesteld dat het beroep in de hoofdzaak waarmee het verzoek in kort geding verband houdt, kennelijk niet-ontvankelijk is, kan het noodzakelijk zijn om na te gaan of er bepaalde omstandigheden zijn op grond waarvan de ontvankelijkheid van dat beroep aannemelijk voorkomt.

cf. punt 21

3. De spoedeisendheid van een verzoek in kort geding moet worden beoordeeld met inachtneming van de noodzaak van een voorlopige uitspraak om te voorkomen dat de partij die de voorlopige maatregel vordert, ernstige en onherstelbare schade lijdt. Het is aan deze om aan te tonen dat zij de uitkomst van de hoofdzaak niet kan afwachten zonder dergelijke schade te lijden. Er behoeft niet met absolute zekerheid te worden aangetoond dat schade dreigt, doch het is, in het bijzonder wanneer het intreden van de schade afhangt van een geheel van factoren, voldoende dat de schade met een voldoende mate van waarschijnlijkheid valt te voorzien.

cf. punt 50

4. Financiële schade, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, kan niet als onherstelbaar of zelfs moeilijk herstelbaar kan worden beschouwd, aangezien zij later kan worden vergoed.

Overeenkomstig dat beginsel zal opschorting van tenuitvoerlegging slechts gerechtvaardigd zijn, indien blijkt dat verzoekster zich zonder die maatregel in een situatie zal bevinden die haar voortbestaan in gevaar kan brengen of haar marktaandelen onherstelbaar kan aantasten.

cf. punten 53-54

Top