Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62003TJ0303

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Gemeenschapsmerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van oppositie – Bewijs van gebruik van ouder merk – Normaal gebruik – Begrip – Uitlegging rekening houdend met ratio legis van artikel 43, leden 2 en 3, van verordening nr. 40/94

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 43, leden 2 en 3)

    2. Gemeenschapsmerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van oppositie – Bewijs van gebruik van ouder merk – Normaal gebruik – Begrip – Beoordelingscriteria – Vereiste van concrete en objectieve bewijzen

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 43, leden 2 en 3)

    3. Gemeenschapsmerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van oppositie – Bewijs van gebruik van ouder merk – Bewijskracht van bewijsmiddelen – Beoordelingscriteria

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 43, leden 2 en 3, en 76, lid 1, sub f; verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regel 22, lid 3)

    4. Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep bij gemeenschapsrechter – Ontvankelijkheidsvoorwaarde – Middelen die alleen tegen beslissingen van kamers van beroep zijn gericht

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 63, lid 1)

    5. Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beslissing op beroep – Eerbiediging van rechten van verdediging – Draagwijdte van beginsel

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 73)

    6. Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften – Ambtshalve onderzoek van feiten – Oppositieprocedure – Onderzoek dat beperkt is tot aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten en tot ingestelde vorderingen – Bewijsmiddelen tot staving – Op partijen rustende last om deze bewijsmiddelen over te leggen

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 74, lid 1)

    7. Gemeenschapsmerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van oppositie – Bewijs van gebruik van ouder merk – Verzoek dat uitdrukkelijk en tijdig is gedaan door aanvrager – Gevolg – Op opposant rustende bewijslast – Geen betwisting van ter ondersteuning van oppositie aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten – Irrelevant

    (Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 43, leden 2 en 3)

    Samenvatting

    1. Voor de uitlegging van het begrip normaal gebruik in de zin van artikel 43, leden 2 en 3, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk dient rekening te worden gehouden met het feit dat de ratio legis van het vereiste dat het oudere merk normaal is gebruikt om op basis daarvan oppositie te kunnen instellen tegen een gemeenschapsmerkaanvraag, erin bestaat het aantal conflicten tussen twee merken te beperken voorzover er geen geldige economische rechtvaardigingsgrond voortvloeiende uit een werkelijke functie van het merk op de markt bestaat. Deze bepaling beoogt daarentegen niet, het commerciële succes te beoordelen of de handelsstrategie van een onderneming te controleren, noch de merkenbescherming te beperken tot de gevallen waarin er sprake is van een kwantitatief aanzienlijk commercieel gebruik van het merk.

    (cf. punt 35)

    2. Van een merk wordt een normaal gebruik gemaakt in de zin van artikel 43, leden 2 en 3, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk wanneer het, overeenkomstig zijn voornaamste functie, dat wil zeggen het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, wordt gebruikt teneinde voor die waren of diensten een afzet te vinden of te behouden, met uitsluiting van symbolisch gebruik dat enkel ertoe strekt, de door het merk verleende rechten te behouden. In dit verband betekent het vereiste van normaal gebruik van het merk dat dit merk, zoals het op het relevante grondgebied wordt beschermd, publiek en naar buiten toe wordt gebruikt.

    Bij de beoordeling of van een merk een normaal gebruik is gemaakt, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de commerciële exploitatie reëel is, inzonderheid de gebruiken die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd worden geacht om voor de door het merk beschermde waren of diensten marktaandelen te behouden of te verkrijgen, de aard van die waren of diensten, de kenmerken van de markt en de omvang en de frequentie van het gebruik van het merk.

    Of het oudere merk normaal is gebruikt, dient globaal te worden beoordeeld met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval. Normaal gebruik van een merk kan overigens niet op basis van waarschijnlijkheid of vermoedens worden aangenomen, doch moet worden aangetoond aan de hand van concrete en objectieve gegevens die een daadwerkelijk en afdoend gebruik van het merk op de betrokken markt bewijzen.

    (cf. punten 36‑38)

    3. Noch verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, noch verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 biedt steun voor de conclusie dat de bewijskracht van de middelen die het gebruik van het merk in de zin van artikel 43, leden 2 en 3, van verordening nr. 40/94 moeten bewijzen, met inbegrip van verklaringen onder belofte, moet worden nagegaan aan de hand van de nationale wetgeving van een lidstaat. Bij de beoordeling van de bewijskracht van een dergelijk stuk moet in de eerste plaats worden gekeken naar de waarschijnlijkheid van de daarin vervatte informatie. Daarbij dient met name rekening te worden gehouden met de herkomst van het stuk, de omstandigheden waarin het tot stand is gekomen en degene tot wie het is gericht, en voorts moet worden onderzocht of het stuk, gelet op zijn inhoud, redelijk en geloofwaardig overkomt.

    (cf. punt 42)

    4. Overeenkomstig artikel 63, lid 1, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk staat alleen beroep bij de gemeenschapsrechter open tegen de beslissingen van de kamer van beroep. Bijgevolg zijn in het kader van een dergelijk beroep alleen middelen tegen de beslissing van de kamer van beroep zelf ontvankelijk. Een middel inzake schending van een bepaling van een verordening door de beslissing van een instantie van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) die in eerste aanleg uitspraak doet, moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

    (cf. punten 59‑60)

    5. Wanneer in het kader van een beroep tegen de beslissing van een instantie van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) die in eerste aanleg uitspraak doet, de verzoeker zelf een aantal stukken aan het Bureau heeft overgelegd en dus de gelegenheid heeft gehad, daarover en over de relevantie ervan een standpunt in te nemen, is de kamer van beroep niet verplicht, de verzoeker te horen omtrent de beoordeling van de feiten waarop zij haar beslissing baseert.

    De beoordeling van de feiten maakt immers deel uit van het nemen van de beslissing en het recht om te worden gehoord heeft betrekking op alle feitelijke en juridische gegevens op basis waarvan de beslissing wordt genomen, doch niet op de beslissing die het bestuursorgaan voornemens is te nemen.

    (cf. punt 62)

    6. Artikel 74, lid 1, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk luidt: „[...] in procedures inzake relatieve afwijzingsgronden blijft dit onderzoek [...] beperkt tot de door de partijen aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten en tot de door hen ingestelde vordering”. Ook al is in de Franse taalversie van deze bepaling niet uitdrukkelijk sprake van de overlegging van de bewijsmiddelen door de partijen, toch vloeit daaruit voort dat de partijen ook de bewijsmiddelen tot staving van hun vorderingen moeten overleggen.

    (cf. punten 74, 76)

    7. De houder van een ouder merk die oppositie heeft ingesteld, moet, overeenkomstig artikel 43, leden 2 en 3, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, op verzoek van de aanvrager bewijzen dat dit merk normaal is gebruikt of dat er geldige redenen voor zijn dat het niet is gebruikt. De indiening van een dergelijk verzoek door de aanvrager heeft dus tot gevolg dat de bewijslast voor het normale gebruik (of voor het bestaan van een geldige reden voor het niet gebruiken) op de opposant komt te rusten op straffe van afwijzing van zijn oppositie. Voor een dergelijk gevolg is vereist dat het verzoek uitdrukkelijk en tijdig voor het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) wordt geformuleerd.

    Bijgevolg kan het ontbreken van het bewijs van het normale gebruik alleen dan door afwijzing van de oppositie worden gesanctioneerd wanneer de aanvrager een dergelijk bewijs uitdrukkelijk en tijdig voor het Bureau heeft geëist.

    Wanneer het verzoek uitdrukkelijk en tijdig is ingediend en de opposant niet het van hem geëiste bewijs levert, wijst het Bureau de oppositie terecht af, ook al heeft de merkaanvrager de door de opposant ter ondersteuning van zijn oppositie aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten niet betwist.

    (cf. punten 77‑79)

    Top