This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62003TJ0204
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Mededinging – Administratieve procedure – Onderzoek van klachten
(Verordening nr. 17 van de Raad; verordening nr. 2842/98 van de Commissie)
2. Mededinging – Administratieve procedure – Onderzoek van klachten – Verplichtingen van Commissie
(Art. 81 EG en 82 EG)
3. Beroep tot nietigverklaring – Beschikking van Commissie die ingewikkelde economische beoordeling vergt
(Art. 81 EG, 82 EG en 230 EG)
4. Mededinging – Mededingingsregelingen – Overeenkomsten tussen ondernemingen – Ongunstige beïnvloeding van handel tussen lidstaten – Criteria
(Art. 81, lid 1, EG)
5. Mededinging – Administratieve procedure – Onderzoek van klachten – Buitensporig lange duur
(Art. 81 EG en 82 EG)
6. Mededinging – Administratieve procedure – Verplichtingen van Commissie
(Art. 81 EG en 82 EG)
7. Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang
(Art. 81 EG, 82 EG en 253 EG)
1. Verordening nr. 17 noch verordening nr. 2842/98 betreffende het horen van belanghebbenden en derden in bepaalde procedures op grond van de artikelen [81 EG] en [82 EG] bevat uitdrukkelijke bepalingen over het materiële gevolg dat aan een klacht moet worden gegeven, en over de eventuele onderzoeksverplichtingen van de Commissie in het kader van het onderzoek van de klacht. De Commissie is in feite niet verplicht, procedures tot vaststelling van eventuele schendingen van het gemeenschapsrecht in te leiden, en tot de rechten die de klagende partij bij verordeningen nrs. 17 en 2842/98 worden verleend, behoort niet het recht om een definitieve beschikking betreffende het al dan niet bestaan van de gestelde inbreuk te krijgen.
Aangezien de Commissie niet verplicht is, zich uit te spreken over het al dan niet bestaan van een inbreuk, kan zij niet worden gedwongen een onderzoek in te stellen, omdat dit slechts tot doel kan hebben, bewijselementen op te sporen met betrekking tot het al dan niet bestaan van een inbreuk die zij niet verplicht is vast te stellen. Zelfs indien de Commissie een dergelijk onderzoek heeft gevoerd, verleent geen enkele bepaling van afgeleid recht de klagende partij bovendien het recht de Commissie te verplichten, de procedure voort te zetten tot aan een definitieve beschikking betreffende het al dan niet bestaan van de gestelde inbreuk. De discretionaire bevoegdheid waarover de Commissie bij het onderzoek van een klacht beschikt, hangt immers niet af van de al dan niet gevorderde staat van het onderzoek in een zaak.
(cf. punten 27‑28)
2. Na een klacht wegens inbreuk op de artikelen 81 EG en 82 EG is de Commissie niet verplicht om een procedure tot vaststelling van deze inbreuken in te leiden, doch alleen om de door de klager ter kennis gebrachte feitelijke en juridische elementen nauwgezet te onderzoeken om te beoordelen of deze elementen een gedraging aan het licht brengen die de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt kan vervalsen en de handel tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Wanneer de Commissie besluit een klacht te onderzoeken, moet zij dat, tenzij naar behoren toegelichte redenen zich daarentegen verzetten, met de vereiste zorg, ernst en nauwgezetheid doen, zodat zij in staat is, de door de klagers aangedragen feitelijke en juridische elementen met volledige kennis van zaken te beoordelen.
(cf. punten 29, 212)
3. In het kader van een beroep tot nietigverklaring van een beschikking waarbij de Commissie een klacht wegens schending van de communautaire mededingingsregels afwijst, moet het Gerecht nagaan of de bestreden beschikking een passend onderzoek van de tijdens de administratieve procedure aan het oordeel van de Commissie voorgelegde feitelijke en juridische elementen bevat. In dit verband beperkt de rechterlijke toetsing van handelingen van de Commissie die ingewikkelde economische beoordelingen inhouden, zoals het geval is met gestelde inbreuken op de artikelen 81 EG en 82 EG, zich tot de vraag of de procedurevoorschriften en de motiveringsregels in acht zijn genomen, of de feiten juist zijn weergegeven en of er sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling dan wel misbruik van bevoegdheid.
(cf. punt 30)
4. Opdat de mededingingsregels van toepassing zijn op een overeenkomst betreffende goederen die in de Verenigde Staten worden aangekocht voor verkoop in de Gemeenschap, moet op grond van een geheel van feitelijke en juridische elementen met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kunnen worden verwacht dat deze overeenkomst een meer dan zeer geringe invloed uitoefent op de mededinging in de Gemeenschap en op de handel tussen de lidstaten. Het feit alleen dat een gedraging bepaalde gevolgen heeft op de economie van de Gemeenschap, ongeacht wat die gevolgen zijn, vormt op zich geen voldoende nauw verband als grondslag voor de communautaire bevoegdheid. Met een dergelijk gevolg kan slechts rekening worden gehouden wanneer het wezenlijk is, dat wil zeggen aanzienlijk en niet verwaarloosbaar.
(cf. punt 167)
5. Een buitensporig lange duur van de behandeling van een klacht wegens schending van de communautaire mededingingsregels kan in beginsel geen invloed hebben op de inhoud van de uiteindelijke beschikking van de Commissie. Deze termijn kan immers, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, geen wijziging brengen in de elementen ten gronde, die naar gelang van het geval aantonen of er al dan niet een inbreuk op de mededingingsregels is gemaakt, dan wel rechtvaardigen dat de Commissie geen onderzoek instelt. De duur van het onderzoek van de klacht berokkent de klagende partij dus in beginsel geen schade wanneer de klacht wordt afgewezen.
(cf. punt 193)
6. De eerbiediging van een redelijke termijn door de Commissie bij de vaststelling van een beschikking na afloop van de administratieve procedure op het gebied van het mededingingsbeleid vormt een toepassing van het beginsel van behoorlijk bestuur. Of de duur van een dergelijke procedure redelijk is, moet worden beoordeeld met inachtneming van de specifieke omstandigheden van elke zaak en in het bijzonder met inachtneming van de context ervan, de verschillende procedurele fasen die de Commissie moet doorlopen, de ingewikkeldheid van de zaak, alsmede het belang ervan voor de verschillende betrokken partijen.
(cf. punt 195)
7. De Commissie is niet verplicht, in de motivering van haar beschikkingen inzake de toepassing van de communautaire mededingingsregels haar standpunt te bepalen met betrekking tot alle argumenten die de betrokkenen ter ondersteuning van hun verzoek aanvoeren, doch zij kan volstaan met een uiteenzetting van de feiten en de rechtsoverwegingen die binnen het bestek van haar beschikking van wezenlijk belang zijn.
(cf. punt 199)