Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002TO0198

    Samenvatting van de beschikking

    BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET GERECHT

    14 augustus 2002

    Zaak T-198/02 R

    N

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    „Procedure in kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Tuchtprocedure — Tuchtrechtelijk ontslag”

    Volledige Franse tekst   II-763

    Betreft:

    Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het besluit van 25 februari 2002 waarbij het tot aanstelling bevoegd gezag jegens verzoeker de in artikel 86, lid 2, sub f, van het Ambtenarenstatuut genoemde tuchtmaatregel van tuchtrechtelijk ontslag zonder vermindering of intrekking van het recht op ouderdomspensioen heeft genomen.

    Beslissing:

    Het verzoek in kort geding wordt afgewezen. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

    Samenvatting

    1. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorwaarden – Spoedeisendheid – Morele schade die in kort geding niet beter kan worden hersteld dan in hoofdzaak – Geen

      (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

    2. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorwaarden – Ernstige en onherstelbare schade – Bewijslast – Zuiver geldelijke schade

      (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, leden 1 en 2)

    1.  De kortgedingprocedure heeft niet tot doel, herstel te bieden voor schade, maar te waarborgen dat het arrest in de hoofdzaak ten volle effect sorteert. Om dat doel te bereiken, moeten de gevorderde maatregelen spoedeisend zijn in de zin dat zij noodzakelijk zijn om ernstige en onherstelbare schade aan de belangen van de verzoeker te voorkomen, en worden getroffen en effect sorteren vóór de beslissing in de hoofdzaak. De uitwerking die de tenuitvoerlegging van een tuchtrechtelijk ontslag op de psychische toestand van een ambtenaar heeft, is een onvermijdelijk en rechtstreeks gevolg van elke maatregel van dien aard. Bovendien kan de opschorting van de tenuitvoerlegging van het omstreden besluit dergelijke morele schade niet beter herstellen dan een nietigverklaring van dit besluit in de hoofdzaak.

      (cf. punten 50, 52 en 53)

      Referentie:Hof 25 maart 1999, Willeme/Commissie, C-65/99 P(R), Jurispr. blz. I-1857, punten 60, 61 en 62; Gerecht 10 september 1999, Elkaïm en Mazuel/Commissie, T-173/99R, JurAmbt. blz. I-A-155 en II-811, punt 25; Gerecht 9 augustus 2001, De Nicola/EIB, T-120/01 R, JurAmbt. blz. I-A-171 en II-783, punt 43

    2.  De partij die om opschorting van tenuitvoerlegging verzoekt, moet aantonen dat zij niet op de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak kan wachten zonder schade te lijden. Zuiver geldelijke schade kan in beginsel niet als onherstelbaar of zelfs maar als moeilijk herstelbaar worden aangemerkt, aangezien daarvoor later steeds een financiële compensatie kan worden toegekend. Het staat evenwel aan de kortgedingrechter om met inaanmerkingneming van de specifieke omstandigheden van het concrete geval te beoordelen of de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het betrokken besluit verzoeker ernstige en onmiddellijke schade kan berokkenen die zelfs door de nietigverklaring van het besluit in de hoofdzaak niet kan worden hersteld.

      (cf. punten 50, 55 en 57)

      Referentie: Hof 3 juli 1984, De Compte/Parlement, 141/84 R, Jurispr. blz. 2575, punt 4; Gerecht 30 november 1993, D/Commissie, T-549/93 R, Jurispr. blz. II-1347, punt 45; Gerecht 26 februari 1999, Tzikis/Commissie, T-203/98R, JurAmbt. blz. I-A-37 en II-167, punt 50; Willeme/Commissie, reeds aangehaald, punten 36 en 37; Gerecht 29 april 2002, De Nicola/EIB. T-300/01 R, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 59

    Top