EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002TJ0137

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd – Beoordelingsvrijheid van Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Art. 87, lid 3, EG en 88 EG)

2. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Mededeling van Commissie houdende kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen – Definitie van begrip „kleine en middelgrote ondernemingen” – Uitlegging van zelfstandigheidscriterium

(Aanbeveling 96/280 van de Commissie betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen; mededeling van de Commissie houdende communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen)

Samenvatting

1. Juridisch zelfstandige natuurlijke of rechtspersonen moeten voor de toepassing van de communautaire mededingingsregels als één onderneming worden behandeld wanneer zij een economische eenheid vormen.

Op het gebied van staatssteun rijst de vraag of er sprake is van een economische eenheid met name wanneer het erom gaat de begunstigde van een steunmaatregel te identificeren. In dit verband beschikt de Commissie over een ruime beoordelingsvrijheid om vast te stellen of vennootschappen die deel uitmaken van een holding, voor de toepassing van de regels inzake staatssteun als een economische eenheid moeten worden beschouwd dan wel als juridisch en financieel zelfstandige maatschappijen. Deze beoordelingsvrijheid van de Commissie impliceert de inaanmerkingneming en beoordeling van ingewikkelde economische situaties. De gemeenschapsrechter kan zijn beoordeling van de feiten, met name op economisch vlak, niet in de plaats stellen van die van de auteur van de beschikking, en derhalve moet de toetsing door het Gerecht beperkt blijven tot de vraag, of de procedure‑ en motiveringsvoorschriften in acht zijn genomen, of de feiten juist zijn vastgesteld en of geen sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling dan wel van misbruik van bevoegdheid. Bovendien volgt reeds uit de bewoordingen van artikel 87, lid 3, EG en artikel 88 EG, dat de Commissie de door eerstgenoemde bepaling beoogde steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt „kan” beschouwen. Derhalve moet de Commissie weliswaar altijd een oordeel geven over de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van staatssteun waarover zij toezicht uitoefent, zelfs indien deze staatssteun niet bij haar is aangemeld, maar zij is niet verplicht dergelijke steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren.

(cf. punten 50‑53)

2. De Commissie is gebonden aan de kaderregelingen en mededelingen die zij vaststelt op het gebied van het toezicht op staatssteun, voorzover deze niet afwijken van het Verdrag en door de lidstaten zijn aanvaard

Uit punt 1.2 van de in 1996 bekend gemaakte mededeling van de Commissie terzake van de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) volgt dat de positieve houding van de Commissie met betrekking tot deze steun wordt gerechtvaardigd door de onvolkomenheden van de markt, die maken dat deze ondernemingen met een aantal hindernissen te maken hebben en die zo een sociaal en economisch gewenste ontwikkeling daarvan beperken en uit punt 3.2 van deze mededeling dat een onderneming, wil zij als KMO in de zin van deze kaderregeling worden aangemerkt, aan drie criteria moet voldoen, te weten het criterium van het aantal werknemers, het financiële criterium en het zelfstandigheidscriterium. Met betrekking tot dit laatste criterium bepaalt artikel 1, lid 3, van de bijlage bij aanbeveling 96/280 van de Commissie betreffende de definitie van KMO’s dat als zelfstandig wordt beschouwd de onderneming die niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van de KMO’s beantwoorden. Artikel 1, lid 4, van dezelfde bijlage bepaalt voorts dat bij de berekening van de in lid 1 bedoelde drempelwaarden de cijfers voor de begunstigde onderneming en die voor alle ondernemingen waarvan deze al dan niet rechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen heeft, dienen te worden samengeteld

Het dispositief van een handeling is onafscheidelijk verbonden met de motivering ervan en moet derhalve, indien nodig, worden uitgelegd met inachtneming van de overwegingen die tot de vaststelling ervan hebben geleid.

In het onderhavige geval volgt met name uit de achttiende, de negentiende en de tweeëntwintigste overweging van genoemde aanbeveling, alsmede uit punt 3.2 van mededeling terzake van de KMO-kaderregeling, dat het zelfstandigheidscriterium tot doel heeft te verzekeren dat de maatregelen voor KMO’s daadwerkelijk de ondernemingen bevoordelen wier omvang een hindernis vormt, en niet die welke deel uitmaken van een groot concern en derhalve toegang hebben tot middelen en ondersteuning waarover hun concurrenten die een soortgelijke omvang hebben maar die niet tot een groot concern behoren, niet beschikken. Voorts volgt hieruit dat, opdat alleen ondernemingen in aanmerking worden genomen die daadwerkelijk zelfstandige KMO’s zijn, de juridische constructies van KMO’s die een economisch concern met een sterkere positie dan een KMO vormen, moeten worden uitgesloten, en erop moet worden toegezien dat de definitie van KMO’s niet wordt omzeild doordat louter formeel aan de criteria wordt voldaan.

Artikel 1, leden 3 en 4, van de bijlage bij aanbeveling 96/280 moet dus in het licht van deze doelstelling worden uitgelegd, zodat met de gegevens van een onderneming, zelfs wanneer die voor minder dan 25 % in handen is van een andere onderneming, rekening moet worden gehouden bij de berekening van de in lid 1 van dit artikel vermelde drempels, wanneer deze ondernemingen, ook al staan zijn formeel op zichzelf, een economische eenheid vormen.

(cf. punten 54, 56‑63)

Top