EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0315

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Vrij verkeer van kapitaal – Beperkingen – Belasting op kapitaalopbrengsten – Bevrijdende belasting tegen tarief van 25 % of gewone belasting met toepassing van gehalveerd tarief – Beperking tot kapitaalopbrengsten van nationale oorsprong – Heffing van gewone belasting zonder tariefverlaging over kapitaalopbrengsten van buitenlandse oorsprong – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Geen

[EG-Verdrag, art. 73 B en 73 D, leden 1 en 3 (thans art. 56 EG en 58, leden 1 en 3, EG)]

Samenvatting

De artikelen 73 B et 73 D, leden 1 en 3, van het Verdrag (thans de artikelen 56 EG en 58, leden 1 en 3, EG) verzetten zich tegen een regeling van een lidstaat volgens welke alleen personen die kapitaalopbrengsten van nationale oorsprong ontvangen, kunnen kiezen tussen een bevrijdende belasting tegen een tarief van 25 % en de gewone inkomstenbelasting met toepassing van een gehalveerd belastingtarief, terwijl kapitaalopbrengsten uit een andere lidstaat volgens deze regeling aan de gewone inkomstenbelasting moeten worden onderworpen zonder dat het belastingtarief wordt verlaagd.

Een dergelijke belastingregeling vormt een verboden beperking van het vrije kapitaalverkeer voorzover zij tot gevolg heeft dat de in de betrokken lidstaat wonende belastingplichtigen ervan worden afgeschrikt, hun kapitaal te beleggen in vennootschappen die in een andere lidstaat gevestigd zijn; zij heeft ook een restrictief gevolg voor in andere lidstaten gevestigde vennootschappen, aangezien zij hen belemmert in het bijeenbrengen van kapitaal in de betrokken lidstaat.

Deze regeling kan niet worden gerechtvaardigd door een verschillende objectieve situatie die overeenkomstig artikel 73 D, lid 1, sub a, van het Verdrag grond kan opleveren voor een verschillende fiscale behandeling. Met betrekking tot een fiscale bepaling die de gevolgen beoogt te verzachten van een dubbele belasting – de vennootschapsbelasting en vervolgens de inkomstenbelasting – over de winsten uitgekeerd door de vennootschap waarin kapitaal wordt belegd, verkeren in de betrokken lidstaat onbeperkt belastingplichtige aandeelhouders die kapitaalopbrengsten van een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap ontvangen, immers in een situatie die vergelijkbaar is met die van aandeelhouders die in deze lidstaat eveneens onbeperkt belastingplichtig zijn, maar kapitaalopbrengsten van een in deze lidstaat gevestigde vennootschap ontvangen.

Voorzover er voor deze kapitaalopbrengsten van nationale oorsprong voorts geen rechtstreeks verband bestaat tussen het genot van de betrokken fiscale voordelen door de in de betrokken lidstaat wonende belastingplichtigen en het heffen van vennootschapsbelasting over de winst van vennootschappen, en het bovendien bij de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting om twee verschillende belastingen gaat die op andere belastingplichtigen van toepassing zijn, en aangezien aan de nagestreefde doelstelling, namelijk het verzachten van de gevolgen van een dubbele belasting, niet wordt afgedaan indien deze regeling ook zou gelden voor personen die kapitaalopbrengsten uit andere lidstaten ontvangen, kan de regeling niet worden gerechtvaardigd door de noodzaak om de samenhang van het betrokken belastingstelsel te bewaren.

Bij gebreke van een dergelijk verband kan de weigering om deze belastingvoordelen voor personen die kapitaalopbrengsten ontvangen, ook toe te kennen aan personen die kapitaalopbrengsten uit een andere lidstaat ontvangen, bovendien evenmin worden gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de inkomsten van in een andere lidstaat gevestigde vennootschappen daar aan een lagere belasting zijn onderworpen. Een ongunstige fiscale behandeling die in strijd is met een fundamentele vrijheid, kan overigens niet worden gerechtvaardigd door andere belastingvoordelen, als die voordelen al bestaan.

Een derving van belastinginkomsten kan niet worden aangemerkt als een dwingende reden van algemeen belang die kan worden ingeroepen ter rechtvaardiging van een maatregel die in beginsel in strijd is met een fundamentele vrijheid.

(cf. punten 20‑22, 28, 31‑32, 34‑36, 38, 40, 42‑43, 49, dictum 1‑2)

Top