Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0263

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Europese Gemeenschappen – Rechterlijk toezicht op wettigheid van handelingen van instellingen – Handelingen van algemene strekking – Noodzaak voor natuurlijke of rechtspersonen om via exceptie van onwettigheid of prejudiciële verwijzing geldigheid te laten beoordelen – Verplichting van nationale rechter om nationale procedurevoorschriften aldus toe te passen dat wettigheid van gemeenschapshandelingen van algemene strekking kan worden betwist – Inleiding van beroep tot nietigverklaring voor gemeenschapsrechter indien nationale procedurevoorschriften onoverkomelijke hindernis vormen – Uitgesloten

    (Art. 10 EG, 230, vierde alinea, EG, 234 EG en 241 EG)

    2. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Uitlegging contra legem van voorwaarde van individueel geraakt zijn – Ontoelaatbaarheid

    (Art. 230, vierde alinea, EG)

    3. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Verordening tot vaststelling van maatregelen voor herstel van heekbestand en van daarmee samenhangende bepalingen inzake controle op activiteiten van vissersvaartuigen – Ontbreken van bijzondere rechtspositie van marktdeelnemer met betrekking tot vaststelling van die verordening – Niet‑ontvankelijkheid

    (Art. 230, vierde alinea, EG;verordening nr. 1162/2001 van de Commissie)

    Samenvatting

    1. Het Verdrag heeft bij de artikelen 230 EG en 241 EG, en bij artikel 234 EG, een volledig stelsel van beroepsmogelijkheden en procedures in het leven geroepen, waarbij het toezicht op de wettigheid van de handelingen van de instellingen aan de communautaire rechter is opgedragen. Volgens dit stelsel kunnen natuurlijke of rechtspersonen die, wegens de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 230, vierde alinea, EG, geen rechtstreeks beroep tegen gemeenschapshandelingen van algemene strekking kunnen instellen, naar gelang van het geval de ongeldigheid van dergelijke handelingen aanvoeren, hetzij incidenteel voor de gemeenschapsrechter krachtens artikel 241 EG, hetzij voor de nationale rechter, die weliswaar niet bevoegd is zelf de ongeldigheid van genoemde handelingen vast te stellen, maar die ertoe kan worden gebracht daarover prejudiciële vragen te stellen aan het Hof.

    De lidstaten moeten dan ook voorzien in een stelsel van beroepsmogelijkheden en procedures dat de eerbiediging van het recht op een daadwerkelijke rechterlijke bescherming kan verzekeren.

    Tegen deze achtergrond en overeenkomstig het in artikel 10 EG neergelegde beginsel van loyale samenwerking moet de nationale rechter de nationale regels van procesrecht betreffende het instellen van beroepen zoveel mogelijk aldus uitleggen en toepassen dat natuurlijke en rechtspersonen tegen elke beschikking of andere nationale maatregel waarmee, wat hen betreft, een gemeenschapshandeling van algemene strekking wordt toegepast, in rechte kunnen opkomen, door de ongeldigheid van deze gemeenschapshandeling op te werpen.

    Bij de gemeenschapsrechter staat echter geen beroep tot nietigverklaring open voor een particulier die opkomt tegen een handeling van algemene strekking, zoals een verordening die hem niet op soortgelijke wijze als een geadresseerde individualiseert, zelfs indien uit een concreet onderzoek, door deze rechter, van de nationale regels van procesrecht blijkt dat onder deze regels de particulier geen beroep kan instellen waarmee hij de geldigheid van de betwiste gemeenschapshandeling ter discussie kan stellen. Onder een dergelijk stelsel zou de gemeenschapsrechter immers in elk concreet geval het nationale procesrecht moeten onderzoeken en uitleggen, hetgeen de grenzen van zijn bevoegdheid in het kader van het wettigheidstoezicht op de gemeenschapshandelingen te buiten zou gaan.

    Bijgevolg staat in geen geval een beroep tot nietigverklaring bij de gemeenschapsrechter open, ook niet wanneer blijkt dat onder de nationale regels van procesrecht de particulier eerst inbreuk moet maken op de gemeenschapshandeling alvorens hij de geldigheid ervan kan betwisten.

    De omstandigheid dat een verordening rechtstreeks, zonder tussenkomst van de nationale autoriteiten, van toepassing is, heeft in dit verband op zich niet tot gevolg dat een rechtstreeks geraakte marktdeelnemer de geldigheid van deze verordening slechts kan betwisten nadat hij er inbreuk op heeft gemaakt. Het kan immers niet worden uitgesloten dat een nationaal rechtsstelsel een particulier die rechtstreeks is geraakt door een nationale normatieve handeling van algemene strekking waartegen niet rechtstreeks in rechte kan worden opgekomen, de mogelijkheid geeft om de nationale autoriteiten te verzoeken een maatregel die bij deze handeling aansluit, vast te stellen die voor de nationale rechter kan worden betwist, zodat die particulier onrechtstreeks tegen voormelde handeling kan opkomen. Evenmin kan worden uitgesloten dat een nationaal rechtsstelsel een door een verordening rechtstreeks geraakte marktdeelnemer de mogelijkheid geeft om de nationale autoriteiten te verzoeken een handeling die bij deze verordening aansluit, te stellen die voor de nationale rechter kan worden betwist, zodat een dergelijke marktdeelnemer onrechtstreeks tegen bedoelde verordening kan opkomen.

    (cf. punten 30‑35)

    2. De voorwaarde dat een natuurlijke of een rechtspersoon tegen een verordening slechts beroep kan instellen indien hij niet alleen rechtstreeks maar ook individueel wordt geraakt, moet weliswaar, gelet op de uiteenlopende situaties die een verzoeker kunnen individualiseren, worden uitgelegd tegen de achtergrond van het beginsel van daadwerkelijke rechterlijke bescherming, maar een dergelijke uitlegging mag deze voorwaarde, die uitdrukkelijk door het Verdrag is gesteld, niet onwerkzaam maken. Anders zouden namelijk de grenzen van de door het Verdrag aan de gemeenschapsrechter verleende bevoegdheden worden overschreden.

    Dit is echter precies het geval met de uitlegging van voormelde voorwaarde volgens welke een natuurlijke of rechtspersoon moet worden geacht door een hem rechtstreeks rakende gemeenschapsbepaling van algemene strekking individueel te worden geraakt wanneer de betrokken bepaling zijn rechtspositie zeker en actueel aantast door zijn rechten te beperken of hem verplichtingen op te leggen.

    Een dergelijke uitlegging geeft immers in wezen een volledig andere strekking aan de in artikel 230, vierde alinea, EG gestelde voorwaarde dat de betrokkene individueel geraakt moet zijn.

    (cf. punten 36‑38)

    3. Nu een gemeenschapsrechtelijke bepaling ontbreekt krachtens welke de Commissie bij de vaststelling van een bepaalde verordening een procedure moet volgen waarin een marktdeelnemer eventuele rechten kan doen gelden, waaronder het recht om te worden gehoord, wordt die marktdeelnemer, wat de vaststelling van die verordening betreft, geen bijzondere rechtspositie toebedeeld. Het feit dat die marktdeelnemer vóór de vaststelling van die verordening aan de Commissie een concrete oplossing voor de verwezenlijking van het daarmee nagestreefde doel heeft voorgesteld, kan haar niet individualiseren in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG.

    (cf. punten 47‑48)

    Top