Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0233

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Handelingen van de instellingen – Richtsnoeren voor samenwerking in regelgeving en transparantie overeengekomen met Verenigde Staten van Amerika – Instelling bevoegd om dergelijke handeling vast te stellen – Inaanmerkingneming van, zoals bepaald in Verdrag, bevoegdheidsverdeling en institutioneel evenwicht op gebied van gemeenschappelijke handelspolitiek – Ontbreken van verbindende kracht van richtsnoeren – Irrelevant

    (Art. 133 EG en 300 EG)

    2. Internationale overeenkomsten – Bepalen van verbindende kracht – Beslissend criterium – Bedoeling van partijen – Richtsnoeren voor samenwerking in regelgeving en transparantie overeengekomen met Verenigde Staten van Amerika – Ontbreken van verbindende kracht – Inbreuk op initiatiefrecht van Commissie – Geen

    (Art. 300 EG)

    Samenvatting

    1. De omstandigheid dat een handeling, zoals de met de Verenigde Staten van Amerika overeengekomen richtsnoeren voor samenwerking in regelgeving en transparantie, niet verbindend is, volstaat niet opdat de Commissie bevoegd is deze handeling vast te stellen. Bij het bepalen van de voorwaarden waaronder een dergelijke handeling kan worden vastgesteld, moet immers, daar het in casu gaat om een handeling die het risico van wrijvingen als gevolg van het bestaan van technische belemmeringen voor de handel in goederen beoogt te verminderen, naar behoren rekening worden gehouden met de bevoegdheidsverdeling en het institutionele evenwicht dat het Verdrag op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek heeft gecreëerd.

    (cf. punt 40)

    2. Bij het beantwoorden van de vraag of een handeling zoals de met de Verenigde Staten van Amerika overeengekomen richtsnoeren voor samenwerking in regelgeving en transparantie verbindend is, is de wil van partijen in beginsel het beslissende criterium. In casu is deze intentie helder tot uitdrukking gebracht in de tekst zelf van de richtsnoeren. In § 7 hiervan wordt namelijk gepreciseerd dat het de bedoeling is, richtsnoeren vast te stellen die de opstellers van de regels van de federale regering van de Verenigde Staten en de diensten van de Commissie „voornemens zijn op vrijwillige basis toe te passen”. Uit deze precisering vloeit voort dat partijen met de vaststelling van de richtsnoeren geenszins de intentie hebben gehad, verplichtingen aan te gaan die hen rechtens zouden binden. Hieruit volgt dat deze richtsnoeren geen verbindend akkoord vormen en dus niet onder artikel 300 EG vallen.

    Aangezien de richtsnoeren geen verbindende kracht hebben, hebben zij geen verplichtingen voor de Commissie kunnen scheppen wanneer deze haar initiatiefrecht in het kader van het communautaire wetgevingsproces uitoefent. De omstandigheid alleen dat een handeling als de richtsnoeren de weg bereidt voor mogelijkheden tot voorafgaande raadpleging en tot het inwinnen van de nodige informatie alvorens passende voorstellen worden ingediend, kan dan ook geen inbreuk op de uitoefening door de Commissie van haar initiatiefrecht opleveren.

    (cf. punten 42‑43, 45, 50‑51)

    Top