EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62001TJ0296

Samenvatting van het arrest

ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

30 september 2003

Zaak T-296/01

Antonio Tatti

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren — Beoordelingsrapport — Tardieve opstelling — Regelmatigheid van beoordelingsprocedure — Beroep tot nietigverklaring — Beroep tot schadevergoeding”

Volledige Franse tekst   II-1093

Betreft:

Beroep strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit houdende vaststelling van verzoekers definitieve beoordelingsrapport over de periode van 1 juli 1995 tot 30 juni 1997, en anderzijds, schadevergoeding.

Beslissing:

Het besluit houdende vaststelling van verzoekers definitieve beoordelingsrapport over de periode van 1 juli 1995 tot 30 juni 1997 wordt nietig verklaard. De Commissie wordt ertoe veroordeeld, verzoeker 1500 euro te betalen ter vergoeding van de morele schade die hij heeft geleden. De Commissie wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

  1. Ambtenaren – Beoordeling – Interne richtsnoer van instelling over beoordelingsprocedure – Rechtsgevolgen

    (Ambtenarenstatuut, art. 43 en 110)

  2. Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Opstelling – Binnen betrokken dienst vastgestelde regel houdende vaststelling van maximumaantal punten en gemiddelde – Inbreuk op beoordelingsvrijheid van beoordelaar

    (Ambtenarenstatuut, art. 43)

  3. Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Opstelling – Te late opstelling – Ontoelaatbaarheid – Dienstfout die morele schade veroorzaakt – Voorwaarde – Geen aansprakelijkheid van ambtenaar voor vertraging

    (Ambtenarenstatuut, art. 43)

  1.  Een besluit van een gemeenschapsinstelling, dat aan al haar personeelsleden ter kennis is gebracht en dat ertoe strekt de betrokken ambtenaren een gelijke behandeling op het stuk van de beoordeling te verzekeren, is, ook al kan het niet als een algemene uitvoeringsbepaling in de zin van artikel 110 Ambtenarenstatuut worden aangemerkt, in elk geval een intern richtsnoer en moet als zodanig worden geacht een gedragsregel te zijn die de administratie zichzelf oplegt en waarvan zij niet zonder vermelding van redenen kan afwijken, op straffe van schending van het beginsel van gelijkheid van behandeling.

    (cf. punt 43)

    Referentie: Hof 1 december 1983, Blomefield/Commissie, 190/82, Jurispr. blz. 3981, punt 20; Gerecht 24 januari 1991, Latham/Commissie, T-63/89, Jurispr. blz. II-19, punt 25

  2.  Een binnen een dienst vastgestelde en door de beoordelaar als dwingend beschouwde regel die, in afwijking van de geldende gids voor de beoordeling, een bepaald maximumaantal punten en een gemiddelde vaststelt, maakt inbreuk op de vrijheid van de beoordelaar om de prestaties van een ambtenaar te beoordelen.

    (cf. punt 49)

  3.  De administratie dient ervoor te zorgen dat de beoordelingsrapporten periodiek op de door het Statuut voorgeschreven tijdstippen behoorlijk worden opgesteld, zowel om redenen van behoorlijk bestuur als om de belangen van de ambtenaren zeker te stellen. De te late vaststelling van beoordelingsrapporten is als zodanig reeds nadelig voor de ambtenaar, doordat zijn carrièreverloop ongunstig kan worden beïnvloed wanneer een dergelijk rapport ontbreekt op het moment waarop over hem beslissingen moeten worden genomen. Een ambtenaar met een onregelmatig en onvolledig persoonsdossier kan immers morele schade lijden door de onzekerheid en ongerustheid over zijn ambtelijke toekomst. Bij gebreke van bijzondere omstandigheden die de vastgestelde vertraging rechtvaardigen begaat de administratie derhalve een dienstfout waarvoor zij aansprakelijk kan worden gesteld.

    Een ambtenaar kan daarentegen niet over de te late opstelling van zijn beoordelingsrapport klagen wanneer die vertraging, althans ten dele, aan hemzelf is te wijten of wanneer hij in aanzienlijke mate daartoe heeft bijgedragen. Het feit dat de ambtenaar tijdens de beoordelingsprocedure overeenkomstig de geldende relevante bepalingen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om diverse instanties te raadplegen die in die procedure kunnen worden ingeschakeld, heeft evenwel niet tot gevolg dat de ambtenaar voor een aanzienlijk deel aansprakelijk is voor een vertraging.

    (cf. punten 58-65)

    Referentie: Hof 18 december 1980, Gratreau/Commissie, 156/79 en 51/80, Jurispr. blz. 3943, punt 15; Hof 6 februari 1986, Castille/Commissie, 173/82, 157/83 en 186/84, Jurispr. blz. 497, punt 36; Gerecht 8 november 1990, Barbi/Commissie, T-73/89, Jurispr. blz. II-619, punt 41; Gerecht 16 december 1993, Moritz/Commissie, T-20/89, Jurispr. blz. II-1423, punt 50; Gerecht 28 mei 1997, Burban/Parlement, T-59/96, JurAmbt. blz. I-A-109 en II-331, punten 44 en 50; Gerecht 12 juni 2002, Mellone/Commissie, T-187/01, JurAmbt. blz. I-A-81 en II-389, punten 77, 78 en 79

Top