This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62001TJ0233
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
ARREST VAN HET GERECHT (Derde kamer)
9 juli 2002
Zaak T-233/01
Daniel Callebaut
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen
„Ambtenaren — Bevordering — Ontbreken van definitief beoordelingsrapport — Vergelijking van verdiensten”
Volledige Franse tekst II-625
Betreft:
Beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 14 augustus 2000 om verzoeker bij de bevorderingsronde 2000 niet tot de rang B 2 te bevorderen.
Beslissing:
Het besluit van de Commissie van 14 augustus 2000 om verzoeker bij de bevorderingsronde 2000 niet tot de rang B 2 te bevorderen, wordt nietig verklaard. De Commissie wordt verwezen in de kosten.
Samenvatting
Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van verdiensten – Inaanmerkingneming van beoordelingsrapporten – Onvolledig persoonsdossier – Onregelmatigheid die kan leiden tot nietigverklaring van besluit om ambtenaar niet te bevorderen – Voorwaarden – Beslissende invloed op bevorderingsprocedure – Verplichting voor administratie om bewijs van vergelijking van verdiensten te leveren
(Ambtenarenstatuut, art. 43 en 45)
Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van verdiensten – Ontbreken van definitief beoordelingsrapport – Onregelmatigheid die wezenlijk gebrek vormt
(Ambtenarenstatuut, art. 45)
Het beoordelingsrapport vormt een onmisbaar beoordelingsgegeven telkens wanneer de loopbaan van een ambtenaar in aanmerking wordt genomen met oog op de vaststelling van een bevorderingsbesluit. De omstandigheid dat het beoordelingsrapport van een ambtenaar zich tijdens de bevorderingsronde niet in diens persoonsdossier bevond, heeft evenwel niet noodzakelijk tot gevolg dat de bevorderingsronde onregelmatig is. Het is immers niet nodig dat alle kandidaten zich, wat de stand van hun beoordelingsrapporten betreft, op het tijdstip van het bevorderingsbesluit in precies dezelfde positie bevinden, en het tot aanstelling bevoegd gezag is niet verplicht, zijn beslissing uit te stellen indien het laatste rapport van deze of gene kandidaat nog niet definitief is omdat de beoordelaar in beroep of het paritair beoordelingscomité is aangezocht.
De procedure is evenwel onregelmatig indien het ontbreken van een beoordelingsrapport niet aan het normale verloop van de beoordelingsprocedure is te wijten, maar het gevolg is van een aanzienlijke vertraging bij de beoordelingsprocedure die aan de administratie is toe te schrijven. Deze onregelmatigheid kan slechts leiden tot nietigverklaring van een besluit om een ambtenaar niet te bevorderen, voorzover het ontbreken van het beoordelingsrapport een beslissende invloed kan hebben gehad op de bevorderingsprocedure, met name wanneer het ontbreken daarvan niet door andere informatie over de verdiensten van de betrokkene kon worden opgevangen. In dit verband dient de administratie aan de hand van objectieve, voor rechterlijke toetsing vatbare gegevens aan te tonen dat zij de door artikel 45 van het Statuut aan de voor bevordering in aanmerking komende ambtenaar verleende garanties in acht heeft genomen en een vergelijking van de verdiensten van degenen die voor bevordering in aanmerking komen, heeft verricht.
(cf. punten 29-32. 35 en 36)
Referentie: Hof 27 januari 1983, List/Commissie. 263/81, Jurispr. blz. 103. punt 27; Hof 17 december 1992, Moritz/Commissie, C-68/91 P, Jurispr. blz. I-6849, punt 16; Gerecht 16 december 1993. Moat/Commissie, T-58/92, Jurispr. blz. II-1443. punt 59; Gerecht 13 juli 1995, Rasmussen/Commissie. T-557/93. JurAmbt. blz. I-A-195 en II-603. punt 33; Gerecht 21 november 1996. Michaël/Commissie, T-144/95, JurAmbt. blz. I-A-529 en II-1429, punt 52; Gerecht 24 februari 2000, Jacobs/Commissie, T-82/98, JurAmbt. blz. I-A-39 en II-169, punten 34, 36 en 40; Gerecht 5 oktober 2000. Rappe/Commissie, T-202/99. JurAmbt. blz. I-A-201 en II-911, punten 39. 40, 43 en 45
Het voorafgaand onderzoek dat binnen de directoratengeneraal is verricht, komt niet in de plaats van het vergelijkend onderzoek dat door het bevorderingscomité moet worden verricht. Iedere voor bevordering in aanmerking komende ambtenaar mag derhalve verwachten dat zijn verdiensten met die van de andere voor bevordering tot de betrokken rang in aanmerking komende ambtenaren worden vergeleken binnen het bevorderingscomité. Een bevorderingsprocedure is derhalve door een wezenlijk gebrek aangetast wanneer het bevorderingscomité ten gevolge van het ontbreken van het definitieve beoordelingsrapport van een ambtenaar de door artikel 45 van het Statuut voorgeschreven vergelijking van de verdiensten van alle voor bevordering in aanmerking komende personen niet heeft kunnen verrichten.
(cf. punten 46 en 48)
Referentie: Gerecht 16 september 1998. Rasmussen/Commissie, T-234/97, JurAmbt. blz. I-A-507 en II-1533. punt 24; Gerecht 22 februari 2000. Rose/Commissie, T-22/99, JurAmbt. blz. I-A-27 en II-115. punt 57