Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62001TJ0124

    Samenvatting van het arrest

    ARREST VAN HET GERECHT (Enkelvoudige kamer)

    4 juni 2003

    Gevoegde zaken T-124/01 en T-320/01

    Pietro Del Vaglio

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    „Ambtenaren — Aanpassingscoëfficiënt — Pensioen — Begrip woonplaats — Bewijslast — Verenigd Koninkrijk”

    Volledige Franse tekst   II-767

    Betreft:

    Verzoek tot nietigverklaring van de besluiten van de Commissie van 5 april 2000 en 6 september 2001 waarbij zij weigerde de aanpassingscoëfficiënt voor het Verenigd Koninkrijk op verzoekers pensioen toe te passen vanaf respectievelijk 8 mei 1999 en 24 september 2000, en een verzoek tot schadevergoeding en betaling van moratoire interesten over het pensioentegoed.

    Beslissing:

    Beroep T-124/01 wordt verworpen. Het besluit van de Commissie van 6 september 2001 wordt nietig verklaard voorzover de Commissie heeft geweigerd om vanaf 1 januari 2001 de aanpassingscoëfficiënt voor het Verenigd Koninkrijk op verzoekers pensioen toe te passen. Beroep T-320/01 wordt voor het overige verworpen. De Commissie wordt veroordeeld tot betaling aan verzoeker van moratoire interesten tegen het rentepercentage voor de voornaamste herfinancieringstransacties dat door de Europese Centrale Bank voor de verschillende fasen van de betrokken periode is vastgesteld, vermeerderd met twee punten, over het achterstallige pensioen voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 maart 2001; deze interesten moeten worden berekend vanaf de verschillende vervaldagen waarop de betalingen krachtens de pensioenregeling moesten worden verricht, tot en met de dag van algehele betaling. In zaak T-124/01 zal elke partij haar eigen kosten dragen. In zaak T-320/01 zal de Commissie haar eigen kosten en de helft van verzoekers kosten dragen. In zaak T-320/01 draagt verzoeker de helft van zijn kosten.

    Samenvatting

    1. Ambtenaren – Pensioenen – Aanpassingscoëfficiënt – Doel – Aanpassingscoëfficiënt van land van woonplaats van gepensioneerde – Begrip woonplaats

      (Ambtenarenstatuut, art. 82)

    2. Ambtenaren – Beroep – Beoordeling van wettigheid van bestreden handeling aan hand van feiten en juridische situatie op ogenblik van vaststelling ervan

      (Ambtenarenstatuut, art. 91)

    3. Ambtenaren – Beroep – Beroep tot schadevergoeding – Nietigverklaring van bestreden onwettig besluit – Passend herstel van morele schade

      (Ambtenarenstatuut, art. 91)

    1.  Uit de tekst zelf van artikel 82 van het Statuut volgt dat de gepensioneerden recht hebben op toepassing op hun pensioen van de aanpassingscoëfficiënt vastgesteld voor het land waarvan zij aantonen dat zij aldaar hun woonplaats hebben. De toe te passen aanpassingscoëfficiënten moeten verzekeren dat alle gewezen ambtenaren vergoedingen met dezelfde koopkracht ontvangen, ongeacht waar zij hun woonplaats hebben, ondanks het feit dat het uitbetaalde pensioen in een ander land dan dat van de woonplaats kan worden uitgegeven. De keuze van het land van de woonplaats als criterium voor de beoordeling van de levensomstandigheden en de koopkracht van pensioengerechtigden wordt immers gerechtvaardigd door het feit dat onder het begrip woonplaats in de zin van artikel 82 van het Statuut moet worden verstaan de plaats waar de gewezen ambtenaar het daadwerkelijke centrum van zijn belangen heeft en dus als de plaats waar hij wordt geacht zijn kosten te maken.

      Daar het begrip woonplaats betrekking heeft op de plaats waar de betrokkene het permanente of gewone centrum van zijn belangen heeft gevestigd met de intentie daaraan een bestendig karakter te verlenen, impliceert het, afgezien van een louter kwantitatief gegeven als de duur van het verblijf op het grondgebied van een bepaalde staat, naast het fysieke feit van het wonen op een bepaalde plaats de intentie om aan dat feit de bestendigheid te verlenen die voortvloeit uit levensgewoonten en normale sociale betrekkingen. Dit begrip woonplaats is kenmerkend voor de communautaire openbare dienst en is niet noodzakelijkerwijze gelijk aan de nationale opvattingen van dit begrip.

      (cf. punten 70-72)

      Referentie: Hof 14 juli 1988, Schäflein/Commissie, 284/87. Jurispr. blz. 4475, punt 9; Gerecht 14 december 1995, Pfloeschner/Commissie, T-285/94, JurAmbt. blz. I-A-291 en II-889, punt 46; Gerecht 7 juli 1998, Mongellie.a./Commissie. T-238/95-T-242/95, JurAmbt. blz. I-A-319 en II-925, punten 41-43; Gerecht 3 mei 2001, Liaskou/Raad, T-60/00, JurAmbt. blz. I-A-107 en II-489. punt 53, en de aldaaraangehaalderechtspraak; Gerecht 18 september 2002, Puente Martin/Commissie. T-29/01, JurAmbt. blz. I-A-157 en II-833. punt 60, en de aldaar aangehaalderechtspraak

    2.  De wettigheid van een individuele handeling die voor de gemeenschapsrechter wordt betwist moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en de juridische situatie op de datum waarop de handeling werd vastgesteld. Indien het Gerecht die wettigheid diende te onderzoeken in het licht van feiten die op die datum niet bestonden, zou het zich in de plaats stellen van de instelling waarvan de bestreden handeling afkomstig is. Het staat niet aan het Gerecht om zich in de plaats van de instellingen te stellen.

      (cf. punt 77)

      Referentie:Hof 7 februari 1979, Frankrijk/Commissie, 15/76 en 16/76, Jurispr. blz. 321, punt 7; Hof 17 mei 2001, IECC/Commissie, C-449/98 P, Jurispr. blz. I-3875, punt 87; Gerecht 11 juli 1991, Von Hoessle/Rekenkamer, T-19/90, Jurispr. blz. II-615, punt 30; Gerecht 12 december 1996, Altmann e.a./Commissie, T-177/94 en T-377/94, JurAmbt. blz. I-A-553 en II-1471, punt 119

    3.  De nietigverklaring van een door een ambtenaar bestreden handeling van de administratie vormt op zich een passende en in beginsel toereikende vergoeding van iedere immateriële schade die de ambtenaar als gevolg van de nietig verklaarde handeling mocht hebben geleden.

      (cf. punt 119)

      Referentie: Hof 7 februari 1990, Culin/Commissie, C-343/87, Jurispr. blz. I-225, punten 25-29; Gerecht 11 september 2002, Willeme/Commissie, T-89/01, JurAmbt. blz. I-A-153 en II-805, punt 97

    Top