Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62001CJ0207

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Prejudiciële vragen — Ontvankelijkheid — Noodzaak om Hof voldoende preciseringen van feitelijk en juridisch kader te verstrekken — (Art. 234 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23)

    2. Mededinging — Gemeenschapsregels — Materiële werkingssfeer — Mededingingverstorende gedraging — Begrip — Gedrag van onderneming dat is voorgeschreven door nationale wettelijke regeling en zich beperkt tot innen, voor rekening van staat, van prijstoeslagen die belastingen zijn — Daarvan uitgesloten — (Art. 81 EG en 82 EG)

    3. Handelingen van de instellingen — Aanbevelingen — Rechtstreekse werking — Daarvan uitgesloten — Inaanmerkingneming door nationale rechter — Verplichting — Draagwijdte — (Art. 249, vijfde alinea, EG)

    4. Industrie — Tariefstructuren voor elektrische energie — Aanbeveling 81/924 — Materiële werkingssfeer — Prijstoeslag op levering van elektriciteit — Daarvan uitgesloten — (Aanbeveling 81/924 van de Raad)

    Samenvatting

    1. De nationale rechter moet wegens het vereiste om tot een voor hem nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te komen, een omschrijving geven van het feitelijke en juridische kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of moet althans de feiten uiteenzetten waarop die vragen zijn gebaseerd. De in de verwijzingsbeschikkingen verstrekte gegevens dienen niet alleen het Hof in staat te stellen, een bruikbaar antwoord te geven, doch ook de regeringen van de lidstaten en de andere belanghebbende partijen de mogelijkheid te bieden, overeenkomstig artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie opmerkingen te maken. Het Hof dient erop toe te zien dat deze mogelijkheid gewaarborgd blijft, nu ingevolge genoemde bepaling alleen de verwijzingsbeschikkingen ter kennis van de belanghebbende partijen worden gebracht.

    cf. punten 24-25

    2. Aangezien de artikelen 81 EG en 82 EG alleen betrekking hebben op mededingingverstorende gedragingen waartoe de ondernemingen op eigen initiatief hebben besloten, zijn zij niet van toepassing indien een mededingingverstorende gedraging door een nationale wettelijke regeling aan de ondernemingen wordt voorgeschreven, of indien deze wettelijke regeling een rechtskader creëert dat zelf iedere mogelijkheid van concurrerend gedrag door deze ondernemingen uitsluit. In een dergelijke situatie vindt de beperking van de mededinging niet, zoals in deze bepalingen besloten ligt, haar oorsprong in autonome gedragingen van de ondernemingen. Daarentegen kunnen de artikelen 81 EG en 82 EG van toepassing zijn, indien blijkt dat de nationale wettelijke regeling de mogelijkheid openlaat van een mededinging die door autonome gedragingen van de ondernemingen kan worden verhinderd, beperkt of vervalst.

    Derhalve kan een activiteit van een onderneming die als het innen van belastingen moet worden beschouwd, geen mededingingverstorende gedraging zijn. Dit is het geval wanneer de onderneming, die niet als marktdeelnemer optreedt en over geen enkele beoordelingsmarge beschikt, zich beperkt tot het innen, voor rekening van de staat, van prijstoeslagen die onder de exclusieve bevoegdheid van de staat vallende belastingen zijn, zoals de door de Italiaanse wet op de levering van elektriciteit ingevoerde prijstoeslagen voor nucleaire lasten en voor nieuwe installaties die gebruikmaken van hernieuwbare of daarmee gelijkgestelde energiebronnen.

    cf. punten 30-35

    3. Aanbevelingen kunnen niet worden geacht geen rechtsgevolgen te hebben, al hebben zij geen bindende kracht en kunnen zij geen rechten in het leven roepen waarop particulieren zich voor een nationale rechter kunnen beroepen. De nationale rechterlijke instanties zijn immers gehouden de aanbevelingen bij de beslechting van de bij hen aanhangige gedingen in aanmerking te nemen, met name wanneer zij duidelijkheid verschaffen over de uitlegging van nationale bepalingen die ter uitvoering ervan zijn vastgesteld, of wanneer zij bedoeld zijn om dwingende communautaire bepalingen aan te vullen.

    cf. punt 41

    4. Aanbeveling 81/924 betreffende de tariefstructuren voor elektrische energie in de Gemeenschap, is zowel blijkens de titel ervan als blijkens de erin geformuleerde beginselen, alleen van toepassing op de tariefstructuur voor elektrische energie. Zij heeft immers tot doel, eenheid te brengen in de beginselen die aan de tariefstructuren in de verschillende lidstaten ten grondslag liggen, en de transparantie en de openbaarheid van de elektriciteitsprijzen te verbeteren. Hoewel deze aanbeveling aanwijzingen geeft met betrekking tot de verschillende kosten die door deze prijzen moeten worden gedekt, bevat zij geen enkele aanwijzing waaruit kan worden geconcludeerd dat zij aldus kan worden uitgelegd dat zij van toepassing is op de invoering van een belasting op het verbruik van elektrische energie. Derhalve belet genoemde aanbeveling een lidstaat niet prijstoeslagen op de levering van elektriciteit te heffen.

    cf. punten 42-43

    Top