EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000TJ0185

Samenvatting van het arrest

Gevoegde zaken Tl 85/00, T-216/00, T-299/00 en T-300/00

Métropole télévision SA (M6) e.a.

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Mededinging — Ontheffingsbeschikking — Televisierechten — Eurovisiesysteem — Artikel 81, leden 1 en 3, EG — Kennelijk onjuiste beoordeling”

Arrest van het Gerecht (Tweede kamer — uitgebreid) van 8 oktober 2002   II-3808

Samenvatting van het arrest

  1. Mededinging – Mededingingsregelingen – Verbod – Ontheffing – Voorwaarden – Beoordeling door Commissie zonder voorafgaande nauwkeurige afbakening van betrokken productmarkt en geografische markt – Inaanmerkingneming van zo beperkt mogelijke markt – Geen invloed op verricht onderzoek – Toelaatbaarheid

    (Art. 81, lid 3, EG)

  2. Mededinging – Mededingingsregelingen – Aantasting van mededinging – Beroepsvereniging van radio- en televisieomroeporganisaties – Overeenkomsten ter gezamenlijke verwerving van exclusieve televisierechten voor sportevenementen – Beperking van mededinging tussen leden alsmede tussen leden en derde ondernemingen

    (Art. 81, leden 1 en 3, sub b, EG)

  3. Mededinging – Mededingingsregelingen – Verbod – Ontheffing – Voorwaarden – Ontbreken van mogelijkheid om mededinging voor substantieel deel van betrokken producten uit te schakelen – Beroepsvereniging van radio- en televisieomroeporganisaties – Overeenkomsten ter gezamenlijke verwerving van exclusieve televisierechten voor sportevenementen – Zeer beperkte toegang van derde ondernemingen tot door vereniging verworven rechten – Overeenkomsten die uitschakeling van mededinging mogelijk maken – Ontheffing uitgesloten

    (Art. 81, lid 3, sub b, EG)

  1.  De Commissie kan niet met goed gevolg worden verweten dat zij bij het onderzoek of een stelsel van overeenkomsten als door de Europese Radio Unie (ERU), een beroepsvereniging van radio- en televisieomroeporganisaties, is geschapen met betrekking tot de verwerving en exploitatie van uitzendrechten ter zake van sportevenementen, in aanmerking kon komen voor een ontheffing op grond van artikel 81, lid 3, EG, de betrokken productmarkt en geografische markt niet nauwkeurig heeft afgebakend, aangezien zij bij haar onderzoek is uitgegaan van een zo beperkt mogelijke markt, in casu de markt die uit bepaalde grote internationale sportevenementen zoals de Olympische Spelen bestaat, en deze benadering in casu geen invloed heeft gehad op haar onderzoek met betrekking tot de vraag, of aan de in artikel 81, lid 3, sub b, EG gestelde voorwaarde voor ontheffing was voldaan.

    (cf. punt 57)

  2.  De regeling voor de uitwisseling van televisieprogramma's van de Europese Radio Unie (ERU), een beroepsvereniging van radio- en televisieomroeporganisaties, welke voorziet in de gezamenlijke verwerving van televisierechten voor sportevenementen, brengt twee soorten mededingingsbeperkingen mee. In de eerste plaats beperken de gezamenlijke verwerving en het delen van genoemde rechten en de uitwisseling van het signaal, de mededinging tussen de ERU-leden die zowel op de stroomopwaartse markt voor de verwerving van rechten als op de stroomafwaartse markt voor de doorgifte van televisie-uitzendingen van sportevenementen met elkaar concurreren, of schakelen zij deze mededinging zelfs uit. In de tweede plaats brengt dit systeem mededingingsbeperkingen mee ten opzichte van derden vanwege het feit dat deze rechten in het algemeen op exclusieve basis worden verkocht, welke omstandigheid maakt dat niet-ERU-leden er in beginsel geen toegang toe hebben. Hoewel de aankoop van televisierechten voor een evenement op zichzelf geen mededingingsbeperking vormt die ondetartikel 81, lid 1, EG kan vallen, en vanwege de bijzonderheden van het product en de betrokken markt gerechtvaardigd kan zijn, kan de uitoefening van deze rechten in een specifieke juridische en economische context niettemin een dergelijke beperking meebrengen.

    (cf. punten 63-64)

  3.  Het stelsel van overeenkomsten dat door de Europese Radio Unie (ERU), een beroepsvereniging van radio- en televisieomroeporganisaties, is geschapen met betrekking tot de verwerving en exploitatie van uitzendrechten ter zake van sportevenementen, maakt het niet mogelijk dat de uitschakeling van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 3, sub b, EG wordt voorkomen en komt derhalve niet voor een ontheffing op grond van dat artikel in aanmerking, aangezien de in deze overeenkomsten opgenomen regeling betreffende sublicenties niet waarborgt dat de concurrerende ondernemingen voldoende toegang krijgen tot de exclusieve uitzendrechten die de bij de vereniging aangesloten ondernemingen gezamenlijk hebben verworven. Deze regeling stelt immers — enkele uitzonderingen daargelaten — derden niet in staat sublicenties voor de rechtstreekse uitzending van niet-gebruikte rechten te verkrijgen en maakt voor hen in feite slechts de verwerving van sublicenties voor de uitzending van samenvattingen van wedstrijden onder zeer stringente voorwaarden mogelijk.

    (cf. punten 83, 85)

Top