Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000TJ0158

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Beroep tot nietigverklaring ? Natuurlijke of rechtspersonen ? Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken ? Beschikking waarbij verenigbaarheid van concentratie met gemeenschappelijke markt wordt vastgesteld ? Derde onderneming die als rechtstreekse concurrent op markt die grenst aan gedomineerde markt, actief aan administratieve procedure heeft deelgenomen ? Ontvankelijkheid

    (Art. 230, vierde alinea, EG)

    2. Procedure ? Inleidend verzoekschrift ? Vormvereisten ? Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen ? Middelen rechtens niet uiteengezet in verzoekschrift ? Verwijzing naar tijdens administratieve procedure aangevoerde argumenten ? Niet-ontvankelijkheid

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

    3. Mededinging ? Concentraties ? Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt ? Ontstaan of versterking van machtspositie ? Ontbreken van aanzienlijke belemmering van daadwerkelijke mededinging ? Toelaatbaarheid

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, lid 2)

    4. Mededinging ? Concentraties ? Onderzoek door Commissie ? Onderzoek op basis van specifieke weerslag van betrokken concentratie op markt

    (Art. 81 EG; verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2)

    5. Mededinging ? Concentraties ? Onderzoek door Commissie ? Verbintenissen van betrokken ondernemingen die aangemelde concentratie verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen maken ? Verbintenissen die betrekking hebben op gedragingen ? Toelaatbaarheid

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, leden 2 en 3)

    6. Mededinging ? Concentraties ? Onderzoek door Commissie ? Vaststelling van beschikking waarbij verenigbaarheid van concentratie met gemeenschappelijke markt wordt vastgesteld zonder inleiding van fase II ? Voorwaarde ? Ontbreken van ernstige twijfel ? Verbintenissen van betrokken ondernemingen die twijfel kunnen wegnemen en aangemelde concentratie verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen maken ? Beoordelingen van economische aard ? Beoordelingsmarge ? Rechterlijke toetsing ? Voorwerp ? Ontbreken van kennelijke beoordelingsfout

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 6, leden 1 en 2)

    7. Mededinging ? Concentraties ? Onderzoek door Commissie ? Verbintenissen van betrokken ondernemingen die aangemelde concentratie verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen maken ? Verbintenissen die grotendeels betrekking lijken te hebben op aannemen van gedrag dat niet in strijd is met artikel 82 EG ? Verbintenissen die niet volstrekt irrelevant zijn

    (Art. 82 EG)

    8. Mededinging ? Concentraties ? Administratieve procedure ? Verbintenissen van betrokken ondernemingen ? Wijzigingen meegedeeld na gestelde termijn ? Gewijzigde verbintenissen door Commissie in aanmerking genomen om verenigbaarheid van concentratie met gemeenschappelijke markt vast te stellen ? Toelaatbaarheid

    (Verordening nr. 447/98 van de Commissie, art. 18, lid 1)

    9. Mededinging ? Concentraties ? Onderzoek door Commissie ? Verplichtingen van Commissie jegens gekwalificeerde derden ? Mededeling, voor voorafgaand advies, van definitieve staat van verbintenissen aangegaan door betrokken ondernemingen ? Geen

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 6, lid 1, sub c, en 18, lid 4)

    Samenvatting

    1. Degenen die niet de geadresseerde van een beschikking zijn, kunnen slechts stellen individueel te worden geraakt indien deze beschikking hen treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de geadresseerde van een beschikking.

    Bij een beschikking die een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaart, moet ten aanzien van een derde onderneming op basis van de deelname aan de administratieve procedure en de aantasting van haar positie op de markt worden vastgesteld of zij individueel is geraakt.

    Hoewel in de eerste plaats de loutere deelneming aan een procedure op zichzelf niet voldoende is om vast te stellen dat een derde onderneming door de beschikking individueel wordt geraakt ? vooral niet op het gebied van concentraties, waarbij voor een nauwkeurig onderzoek contacten met veel ondernemingen nodig zijn ? vormt een actieve deelname aan de administratieve procedure een element waarmee rekening moet worden gehouden, ook op het meer specifieke gebied van de controle op concentraties, om in combinatie met andere specifieke omstandigheden de ontvankelijkheid van een beroep vast te stellen. Dit geldt a fortiori indien deze actieve deelname van invloed is geweest op het verloop van de procedure en, tenminste gedeeltelijk, op de inhoud van de bestreden handeling, zowel met betrekking tot de vaststelling van de ernstige twijfel die door de concentratie wordt opgeroepen, als met betrekking tot de verbintenissen die nodig zijn om deze weg te nemen.

    Wat in de tweede plaats de aantasting betreft, betekent het feit dat de derde onderneming niet als een concurrente, en zelfs niet als een potentiële concurrente, op de betrokken markt is te beschouwen, niet noodzakelijkerwijze dat zij door de beschikking niet individueel wordt geraakt. Evenals potentiële concurrenten van de partijen bij de concentratie bevoegd kunnen zijn om beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen de beslissing tot goedkeuring in geval van oligopolistische markten, kan, wanneer een onderneming met een monopoliepositie die haar positie versterkt door de concentratie, een beroep tot nietigverklaring van een marktdeelnemer die alleen actief is op aangrenzende markten of op markten lager of hoger in de bedrijfskolom, in bepaalde omstandigheden ook ontvankelijk zijn.

    (cf. punten 62-63, 76, 78)

    2. Aangezien het niet de taak van het Gerecht is om in de bijlagen de middelen te zoeken en te ontdekken die het als grondslag voor het beroep zou kunnen beschouwen, daar de bijlagen slechts als bewijsmiddel dienen, behoeft geen rekening te worden gehouden met de door een verzoeker tijdens de administratieve procedure aangevoerde argumenten die niet in het verzoekschrift zijn opgenomen.

    (cf. punt 97)

    3. Artikel 2, lid 2, van verordening 4064/89 bepaalt dat concentraties die geen machtspositie in het leven roepen of versterken die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt moeten worden verklaard. Hieruit volgt dat, indien een concentratie een machtspositie in het leven roepen of versterkt, de Commissie de concentratie moet toestaan indien deze niet tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op significante wijze wordt belemmerd.

    (cf. punt 130)

    4. Elke concentratie moet worden onderzocht op basis van de specifieke weerslag ervan op de markt. Zo kan dezelfde concentratie, die na een verbod opnieuw wordt aangemeld, in bepaalde gevallen worden toegestaan indien de marktomstandigheden aldus zijn gewijzigd dat de concentratie niet meer onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is. Daarom kan een vergelijking tussen verschillende concentraties in voorkomend geval slechts relevant zijn indien vaststaat dat deze dezelfde mededingingsproblemen met zich meebrengen en markten betreffen waarvan de omstandigheden niet zijn gewijzigd en die dezelfde kenmerken vertonen.

    (cf. punt 169)

    5. Bij de uitoefening van haar taak om de concentraties van ondernemingen te controleren, is de Commissie slechts bevoegd om verbintenissen te aanvaarden die het ontstaan of de versterking kunnen verhinderen van de machtspositie die zij heeft vastgesteld. Om na te gaan of aan dit criterium is voldaan, moeten de verbintenissen geval per geval worden onderzocht, waarbij niet van belang is of deze verbintenis als een verbintenis die betrekking heeft op gedragingen, dan wel als een structurele verbintenis kan worden aangemerkt. Hoewel structurele verbintenissen in beginsel de voorkeur verdienen boven verbintenissen die gedragingen betreffen, aangezien deze het ontstaan of de versterking van de eerder door de Commissie geconstateerde machtspositie definitief of althans voor langere tijd verhinderen, en wel zonder toezichtsmaatregelen op middellange of lange termijn, kan niet bij voorbaat worden uitgesloten dat ook verbintenissen die op het eerste gezicht louter op gedragingen betrekking hebben, zoals de toegang onder niet-discriminerende voorwaarden tot belangrijke infrastructuur, het ontstaan of de versterking van een machtspositie kunnen verhinderen.

    (cf. punten 193, 250)

    6. Gezien de complexe economische beoordelingen die de Commissie moet maken bij de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid krachtens verordening nr. 4064/89 om de door de partijen bij de concentratie voorgestelde verbintenissen te toetsen, is het de taak van degene die een beschikking tot goedkeuring van een concentratie aan het einde van fase I wil laten nietigverklaren op grond dat de verbintenissen onvoldoende zijn om de ernstige twijfel weg te nemen en de Commissie daarom van het openen van fase II te ontheffen, om aan te tonen dat de Commissie een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

    Hieruit volgt dat het niet aan het Gerecht is om zijn eigen beoordeling in plaats van die van de Commissie te stellen, maar dat het Gerecht slechts moet nagaan of de Commissie geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door te oordelen dat de vastgestelde mededingingsproblemen waartoe de betrokken concentratie leidde, met het geheel van de voorgestelde verbintenissen konden worden opgelost.

    (cf. punten 194, 245, 329)

    7. Zelfs wanneer zij in wezen betrekking hebben op gedragingen en kan worden gesteld dat zij overeenkomen met verplichtingen die eventueel op grond van artikel 82 EG kunnen worden opgelegd, kunnen verbintenissen die zijn aangegaan om een beschikking van de Commissie tot goedkeuring van een concentratie van ondernemingen te verkrijgen, niet worden geacht geen meerwaarde hebben ten opzichte van het algemene toezicht op misbruik van machtspositie. In het kader van dit algemene toezicht moet het bewijs van een machtspositie op de relevante markt en van misbruik hiervan namelijk door de Commissie en door de derden worden geleverd. Daarentegen brengen verbintenissen die als voorwaarde voor een beschikking tot goedkeuring van een concentratie worden opgelegd, met zich mee dat de last van het bewijs dat deze worden nageleefd, komt te liggen bij de bedrijven die bij de desbetreffende concentratie zijn betrokken. In zoverre hebben deze verbintenissen reeds een ruimere strekking dan het algemene toezicht van artikel 82 EG.

    (cf. punt 202)

    8. Artikel 18, lid 1, van verordening nr. 447/98 betreffende de aanmeldingen, de termijnen en het horen van betrokkenen en derden overeenkomstig verordening nr. 4064/89, moet aldus worden opgevat dat de partijen bij een concentratie de Commissie weliswaar niet kunnen verplichten om rekening te houden met verbintenissen en wijzigingen ervan die na de termijn van drie weken zijn ingediend, maar dat de Commissie daarentegen, indien zij voldoende tijd meent te hebben om deze te onderzoeken, de concentratie op grond van genoemde verbintenissen moet kunnen goedkeuren, zelfs indien er wijzigingen na de termijn van drie weken worden ingediend.

    Hieruit volgt dat de Commissie de gewijzigde versie en de definitieve versie van de verbintenissen mocht aanvaarden na de door artikel 18, lid 1, van verordening nr. 447/98 voorgeschreven termijn van drie weken, aangezien genoemde termijn voor haar niet bindend was.

    Punt 37 van de mededeling betreffende corrigerende maatregelen moet worden uitgelegd in het licht van artikel 18, lid 1, van verordening nr. 447/98. Hieruit volgt dat de Commissie, indien zij voldoende tijd meent te hebben om de na deze termijn aangebrachte wijzigingen van de verbintenissen te onderzoeken, de concentratie op grond van de gewijzigde verbintenissen moet kunnen goedkeuren.

    (cf. punten 386-390)

    9. In het kader van de controle op concentraties wordt het rechtmatige belang van derden om hun standpunt kenbaar te maken over de nadelige gevolgen die de concentratie voor de mededinging zou hebben, ten volle gevrijwaard wanneer zij in staat worden gesteld om op basis van de gegevens die hun door de Commissie tijdens de krachtens artikel 6, lid 1, sub c, van verordening nr. 4064/89 ingeleide procedure zijn meegedeeld, en met name van de door de betrokken ondernemingen aangeboden verbintenissen, hun standpunt kenbaar te maken over de eventuele wijzigingen van het concentratievoornemen om de ernstige twijfel over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt weg te nemen. In dat geval is immers afdoende gewaarborgd dat de overwegingen van de concurrerende derde ondernemingen in voorkomend geval door de Commissie in aanmerking kunnen worden genomen bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de concentratie met het gemeenschapsrecht, en inzonderheid om te bepalen of de door de betrokken ondernemingen voorgestelde verbintenissen daartoe volstaan.

    Bovendien is de Commissie in fase II niet op grond van artikel 18, lid 4, van verordening nr. 4064/89 verplicht, aan de gekwalificeerde derden voor voorafgaand advies de definitieve versie toe te sturen van de verbintenissen die de betrokken ondernemingen zijn aangegaan op basis van de bezwaren die de Commissie met name na ontvangst van de opmerkingen van de derden over de door de betrokken ondernemingen geformuleerde verbintenisvoorstellen had geformuleerd, en geldt dit a fortiori voor een beschikking van de Commissie aan het einde van fase I.

    (cf. punten 416, 422-423)

    Top